Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-06-2009

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0533

Zaaknummer

5465

Inhoudsindicatie

Verweerder liet derden gebruik maken van zijn derdenrekening zonder redelijke grond. Dekenbezwaar gegrond. 4 maanden schorsing, waarvan 3 voorwaardelijk.

Uitspraak

 

         

29 juni 2009

No. 5465

Hof van Discipline

Beslissing

Naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten  in het arrondissement Amsterdam,

deken

1.   Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 24 maart 2009, onder nummer 08-294A, aan partijen toegezonden op 24 maart 2009, waarbij een bezwaar van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard en als maatregel aan verweerder schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, is opgelegd.

 2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 april 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- stukken van de behandeling in eerste aanleg: het inleidende dekenbezwaar en het procesverbaal van de behandeling bij de raad

- de brief van 4 juni 2009 van verweerder aan het hof, ontvangen ter griffie op 4 juni 2009, waarin verweerder het hoger beroep intrekt,

- de brief van de deken aan het hof van 5 juni 2009

3. De beoordeling

3.1 Gezien het feit dat de raad een deels onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk heeft opgelegd, dient het hof, ingevolge artikel 56 lid 5 Advocatenwet de dag te bepalen waarop de maatregel aanvangt.

3.2 In de brief aan het hof van 4 juni 2009 heeft verweerder het hof verzocht te bepalen dat de onvoorwaardelijke schorsing aanvangt op 15 juli 2009. Per brief van 5 juni 2009 heeft de deken aan het hof geschreven zich in een dergelijke beslissing te kunnen vinden.

3.3 Het hof acht geen termen aanwezig niet tegemoet te komen aan het verzoek van verweerder de schorsing te laten ingaan op 15 juli 2009.

 

4. De beslissing

Het hof::

bepaalt dat de maatregel, opgelegd door de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam in de beslissing van 24 maart 2009, aanvangt op 15 juli 2009 of, indien verweerder op dat moment niet op het tableau staat ingeschreven of uit andere hoofde geschorst is, onmiddellijk na afloop van de periode gedurende welke verweerder niet op het tableau staat ingeschreven respectievelijk nadat de schorsing zal zijn geëindigd.

Aldus gewezen door mr. H.P.H. van Griensven, voorzitter, mrs. R.W. de Ruuk, C.J.J. van Maanen, A.G. Scheele-Mülder en J.H. Homveld, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2009.