Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-04-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0723
Zaaknummer
08-289 A
Inhoudsindicatie
verzet kennelijk ongegrond -ne bis in idem
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 7 april 2009
in de zaak 08-289 A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter op de klacht van:
de heer
k l a g e r
tegen
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 16 oktober 2008, door de raad ontvangen op 17 oktober 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 17 november 2008 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 20 november 2008 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 28 november 2008, door de raad ontvangen op 1 december 2008, heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 9 februari 2009. Klager en verweerder waren daarbij aanwezig.
1.5 De raad heeft kennis genomen van
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven
- de brief van klager van 28 november 2008.
2 Klacht/het verzet
2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat hij in een door verweerder geschreven brief d.d. 28 december 2005 aan de advocaat van klager zonder rechtsgrond de twee voorwaarden heeft gesteld waaraan klager zou moeten voldoen om executie van zijn woonhuis te voorkomen. Daarmee heeft verweerder misbruik gemaakt van zijn macht omdat klager met zijn rug tegen de muur stond.
2.2. Het verzet houdt in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard. Daarvoor wordt aangevoerd dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat de klacht al voorwerp was geweest van een eerdere klachtenprocedure.
3. Feiten
3.1 Klager is jarenlang verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. Bij vonnis van 2 februari 2005 is klager in het kader van een boedelscheiding bij vonnis veroordeeld om aan zijn ex-echtgenote, bijgestaan door verweerder, een bedrag te betalen. Klager is in hoger beroep gegaan.
3.2 Nadat was gecorrespondeerd over de nakoming van het vonnis, zonder dat dit tot volledige betaling leidde, heeft verweerder in december 2005 namens zijn cliënte executoriaal beslag gelegd op de woning van klager.
3.3 Nadat op 27 december 2005 een schorsingsverzoek van klager door het gerechtshof was afgewezen, heeft diezelfde dag de veiling plaatsgevonden. Bij faxbrief van 28 december 2005 heeft verweerder aan de advocaat van klager bericht onder welke voorwaarden zijn cliënte bereid was van veiling van het huis af te zien.
3.4 Klager heeft dit voorstel niet aanvaard en het huis is verkocht.
3.5 Klager heeft op 17 mei 2006 bij de deken van de orde van advocaten te Utrecht een klacht ingediend tegen verweerder. Die klacht hield onder meer in dat verweerder bij het behartigen van de belangen van zijn cliënte onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van klager als wederpartij. De brief van 28 december 2005 maakte deel uit van het klachtdossier. De klacht is op 14 augustus 2007 door de raad van discipline te Amsterdam ongegrond verklaard. Er is geen hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
3.6 Klager heeft begin april 2008 de onderhavige klacht tegen verweerder ingediend bij de deken van de orde van advocaten te Amsterdam.
3.7 Bij beslissing van 17 november 2008, verzonden op 20 november 2008, heeft de voorzitter van de raad van discipline deze klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe werd overwogen dat het beginsel dat dezelfde klacht niet tweemaal ter beslissing voorgelegd kan worden, ertoe noopt de beslissing kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren, nu in de onderhavige zaak hetzelfde feitencomplex ter beoordeling voorligt. Daarnaast oordeelde de voorzitter ten overvloede dat de klacht ook anderszins kennelijk ongegrond was.
4. Beoordeling van het verzet
4.1. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de klacht in de onderhavige procedure dezelfde klacht is en hetzelfde feitencomplex betreft als de klacht die reeds eerder door klager aan de orde is gesteld. Het gestelde in het verzetsschriftuur en hetgeen ter zitting naar voren heeft gebracht heeft daarbij geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2009 door mr. A.H. Kist, voorzitter, mr. E.J. Ferman, mr. A. de Groot, mr. B. Roodveldt, mr. M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. P.H. Burger als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 7 april 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.