Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0476

Zaaknummer

R. 3225/09.57

Inhoudsindicatie

Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening, afgewezen nu klaagster niet de mogelijkheid heeft benut een second opinion te vragen.

Uitspraak

1.             VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1        Bij brief van 6 december 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 7 april 2009 ontvangen door de Raad.

 

1.2        Bij beslissing van 20 april 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 22 april 2009.

1.3        Bij brief van 28 april 2009 heeft klaagster verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffie, ter inzage hebben gelegen.

1.5        Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 12 oktober 2009. Ter zitting zijn klaagster en verweerster verschenen. Verweerster werd ter zitting bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Rotterdam.

 

2.             DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht                                                                

Klaagster verwijt verweerster dat zij:

a.                     een afwachtende houding heeft aangenomen, waardoor zij na bijna drie weken nog steeds niet in het bezit was van stukken die nodig waren om snel de belangen van klaagster te kunnen behartigen;

b.                     accepteerde dat nieuwe besluiten werden genomen, in plaats van erop aan te dringen dat het kennisgevingsbericht en de daarin genoemde besluiten overgelegd zouden worden;

c.                      de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij op onverantwoorde wijze nalatig is geweest en in deze niet naar eer en geweten heeft gehandeld.

De gronden van het verzet

Klaagster heeft gesteld dat accenten zijn verlegd en zinnen uit hun context zijn gehaald en feiten, zoals door klaagster verwoord in haar klachtbrief van 6 december 2008, niet correct en zelfs oppervlakkig zijn weergegeven, zodat de ware essentie van de klacht niet op de merites is beoordeeld en diepgang ontbreekt bij de beoordeling. Klaagster heeft in dat kader gesteld dat in de situatie waarin zij verkeerde naar aanleiding van de beslaglegging, verweerster zich niet de vrijheid heeft genomen of mogen permitteren die zij kennelijk heeft. Verweerster had het ten onrechte gelegde beslag direct middels een kort geding moeten aanvechten. Klaagster heeft verweerster voorts verweten dat zij de wederpartij te veel ruimte heeft gegeven om de gevraagde stukken aan haar te doen toekomen. Verweerder had er niet aan dienen mee te werken dat er nieuwe besluiten werden genomen.

 

3.             VERWEER

Verweerster heeft tot haar verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1    Verweerster heeft gesteld dat zij na een bespreking met klaagster op 27 oktober 2008 en na bestudering van het dossier en het raadplegen van een mogelijke getuige, klaagster over haar juridische positie heeft geadviseerd. Verweerster heeft klaagster afgeraden een kort geding of voorzieningenprocedure te entameren nu daarvoor volgens haar geen enkele grondslag was. Voorts heeft verweerster gesteld dat zij over een volledig dossier diende te beschikken, teneinde te kunnen beoordelen of een schadeprocedure aanhangig zou kunnen worden gemaakt. Verweerster stelt dat haar niet kan worden verweten dat zij deze stukken niet omgaand van de wederpartij heeft ontvangen.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2    Verweerster heeft gesteld dat zij zich omgaand heeft gewend tot de wederpartij met het verzoek de onderliggende besluiten aan haar te doen toekomen. Vervolgens heeft verweerster klaagster geadviseerd over de mogelijk aan te wenden rechtsmiddelen.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.3    Verweerster betwist dat zij de belangen van klaagster niet goed zou hebben behartigd.

 

4.      BEOORDELING VAN HET VERZET

De door klaagster in het verzet aangevoerde gronden zijn deels een herhaling en deels een uitwerking van de klachten zoals deze reeds door de plaatsvervangend voorzitter zijn beoordeeld. De Raad benadrukt dat uit de stukken genoegzaam volgt dat verweerster klaagster erop heeft gewezen dat zij een second opinion kon vragen bij een andere rechtsbijstandverlener. Klaagster heeft er zelf voor gekozen zulks niet te doen. Het stond verweerster vrij terzake negatief te adviseren. De Raad onderschrijft de visie van de plaatsvervangend voorzitter en maakt deze tot de zijne. Het verzet is derhalve ongegrond.

 

5.      BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. P.S. Kamminga, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 14 december 2009.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter