Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2009

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0537

Zaaknummer

5273

Inhoudsindicatie

Verweerder weigert medewerking een bedrag op de derdenrekening te storten. Gegrond. Voorwaardelijke schorsing van 1 maanr.

Uitspraak

 

         

9 februari 2009

No. 5273

Hof van Discipline

Beslissing

Naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder,

tegen:

deken.

1.   Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Gravenhage (verder: de raad) van 7 juli 2008, onder nummer R.3001/08.34, aan partijen toegezonden op 9 juli 2008, waarbij een klacht van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard en als maatregel een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 7 augustus 2008 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg

-  de antwoordmemorie van de deken

- schrijven van de deken van 24 oktober 2008

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 december 2008, waar de deken en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

De deken verwijt verweerder dat deze – ondanks herhaald verzoek – geen gevolg heeft gegeven aan het advies en het verzoek van de deken – en eerder de oud-deken – om het door mr. V. betwiste bedrag van € 1.500,00 te storten op de derdenrekening.

4. De feiten

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van verweerder tegen de gegrondbevinding van het bezwaar door de raad worden verworpen.

5.3 Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het hof als volgt.

 Gelet op de bijzondere persoonlijke omstandigheden, zoals ter zitting door verweerder uiteengezet, en het feit dat verweerder thans blijk heeft gegeven van inzicht in de onjuistheid van zijn handelen, kan de maatregel worden beperkt tot een maand schorsing voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage van 7 juli 2008 voor zover daarin door de raad een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand is opgelegd,

en in zoverre opnieuw recht doende:

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing voor de duur van één maand,

- bepaalt dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht oordelen op grond dat verweerder zich voor het einde van een op de datum van de uitspraak ingaande proeftijd van twee jaar heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- bekrachtigt de beslissing voor het overige.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Zwitser-Schouten, voorzitter, mrs. T.A.W. Sterk, M. de Leeuw, F.H.A.M. Thunnissen en A.H.A. Scholten, leden in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, op 8 december 2008 en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2009.