Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-04-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0702

Zaaknummer

08-231 A

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond na kennelijk niet ontvankelijk verklaring door plv. voorzitter wegens ontbreken eigen belang bij klacht.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 april 2009

in de zaak 08-231 A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

Mevrouw mr.

k l a a g s t e r

Gemachtigde : de heer mr.

 

tegen:

 

De heer mr.

v e r w e e r d e r

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 21 augustus 2008, bij de raad binnengekomen op 22 augustus 2008, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 8 september 2008 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 8 september 2008 aan klaagster is verzonden.

1.3 Bij brief van 20 september 2008, door de raad ontvangen op 21 september 2008, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die

  beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klaagster bij brief van 20 september 2008.

 

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, optredend als advocaat voor de moeder van klaagster, medio 2007 in een brief aan de toenmalige deken van de orde van advocaten te Amsterdam ten onrechte heeft geschreven, althans de indruk heeft gewekt dat hij uitdrukkelijk toestemming had van zijn cliënten voor het innemen van bepaalde stellingen. Verweerder heeft aldus bewust een onjuiste voorstelling van zaken gegeven, omdat van een (fiscaal) informed consent geen sprake was. Verweerder heeft voorts voor zijn cliënten een processuele positie betrokken, zonder bij drie of vier cliënten na te gaan of zij zich daarmee konden verenigen.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

2.3 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard door te overwegen dat klaagster bij de ingediende klacht geen eigen belang heeft.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 In verband met de nalatenschap van de vader van klaagster zijn tal van kwesties gerezen. Klaagster heeft in dat kader diverse procedures tegen onder meer haar moeder aanhangig gemaakt. Haar moeder wordt bijgestaan door onder meer verweerder.

3.2 In een eerdere klachtprocedure tegen verweerder (zaaknummer 07-323 A) heeft verweerder op 14 augustus 2007 een brief geschreven aan de toenmalige deken van de orde van advocaten te Amsterdam. In deze brief heeft verweerder onder meer het volgende geschreven:

“(…) In dat kort geding heb ik onder meer gesteld dat er geen nalatenschap is verduisterd, dat er geen belastingfraude is gepleegd en dat de veel besproken Zwitserse nummerrekening waarop alleen “wit geld” stond, keurig is opgenomen in de successieaangifte.

Mijn opmerkingen in dat kort geding doen geen afbreuk aan het feit dat ik cliënte niet fiscaal adviseer. (…)”

4 Beoordeling van het verzet

4.1 Ter zitting heeft klaagster een nadere toelichting op het verzetschrift gegeven. Uit deze toelichting is de raad gebleken dat de kern van de klacht eruit bestaat dat verweerder voor zijn cliënten is opgetreden door bepaalde stellingen in te nemen, bepaalde zaken te erkennen en een processuele positie te hebben betrokken zonder daartoe gemandateerd te zijn, althans zodanig gemandateerd dat er sprake was van “informed consent”.

4.2 De (plaatsvervangend) voorzitter heeft klaagster niet ontvankelijk verklaard omdat klaagster bij de ingediende klacht geen eigen belang heeft. Terecht heeft de (plaatsvervangend) voorzitter overwogen dat de cliënten van verweerder de enigen zijn die bij een klacht over optreden zonder mandaat mogelijk belang zouden kunnen hebben. Het verzet treft dan ook geen doel.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- het verzet ongegrond;

Aldus gewezen door Mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, J.R. Goppel,

M. Pannevis en M.J.G.H. Verviers, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 6 april 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.