Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-11-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0157
Zaaknummer
08-227U
Inhoudsindicatie
Verzet tegen kennelijk ongegronde klacht met betrekking tot grievende uitlatingen. Verzet ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 16 november 2009
in de zaak 08-227 U
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter op de klacht van:
de heer
de heer
k l a a g s t e r
tegen
de heer mr.
v e r w e e r d e r.
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 augustus 2008, door de raad ontvangen op 21 augustus 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 8 september 2008 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 september 2008 aan klaagster is verzonden.
1.3 Bij brief van 22 september 2008, door de raad ontvangen op 22 september 2008, heeft klaagster verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 15 september 2009. Klaagster en verweerder waren daarbij aanwezig.
1.5 De raad heeft kennis genomen van
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven,
- de brief van klaagster van 22 september 2008.
2 Klacht/het verzet
2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat hij, als advocaat, in een brief aan de deken van de orde van advocaten te Haarlem heeft geschreven over klaagster dat klaagster tot oktober 2005 de administratie verzorgde voor zijn cliënt, advocaat mr. [X]. Daarmee heeft verweerder, naar het oordeel van klaagster, een uitspraak gedaan die feitelijk onjuist is en daarnaast onzorgvuldig gehandeld en in strijd met zijn eigen verantwoordelijkheid als advocaat ten opzichte van derden.
2.2. Het verzet houdt in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, nu geen acht is geslagen op de relevante feiten te weten dat de laakbare uitlating is gedaan in een klachtprocedure van een derde tegen de cliënt van verweerder, en voorts dat ten onrechte ervan is uitgegaan dat aan advocaten bij de behartiging van de belangen van hun cliënt een grote mate van vrijheid toekomt en dat verweerder met deze schriftelijke uitlating geen redelijk doel diende, maar alleen beoogde klaagster zwart te maken.
3. Feiten
3.1. Verweerder stond in 2007 mr. [X] als advocaat bij in een door een cliënt van mr. [X] gevoerde klachtprocedure tegen mr. [X] bij de deken van de orde van advocaten te Haarlem.
3.2. In deze klachtprocedure schreef verweerder op 5 juni 2007 een brief aan de waarnemend deken van de orde van advocaten te Haarlem. In deze brief stelde verweerder:
“ Het laatste klachtonderdeel heeft betrekking op de specificaties. In het licht van de aan [Y] toegezonden documentatie kan ik het bezwaar niet plaatsen, dat mr. [X] niet aan het verzoek om te specificeren heeft voldaan. Ik vermoed dat [Y] onder een specificatie iets anders verstaat dan ik. [Y] laten weten dat zij van [klaagster] aanzienlijk duidelijker en tot op de minuut verantwoorde specificaties ontvangen. Dat is in die zin verbazingwekkend, dat [klaagster] tot oktober 2005 de administratie voor mr. [X] verzorgde. Het valt niet goed in te zien waarom de gegevens die tot dat ogenblik toereikend waren voor [Y], thans ondeugdelijk zijn. Los daarvan gaat het niet om de vraag of [klaagster] de standaard van de informatieverstrekking stelt, maar of mr. [X] met de verstrekte informatie tot nu toe op behoorlijke wijze heeft gespecificeerd en dat is het geval.”
3.3. Bij beslissing van 8 september 2008, verzonden op 8 september 2008, heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline deze klacht kennelijk ongegrond verklaard. Daartoe werd overwogen dat krachtens vaste tuchtrechtspraak een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Wel dient de advocaat het doen van kennelijk onware of grievende uitlatingen achterwege te laten, maar naar het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter is niet aannemelijk geworden dat verweerder zou hebben kunnen, dan wel moeten weten dat die gegevens onjuist waren, als dat al het geval was.
4. Beoordeling van het verzet
4.1. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat de plaatsvervangend voorzitter van de raad is uitgegaan van onjuiste feiten of onjuiste maatstaven heeft aangelegd. De gewraakte aanduiding moet immers gelezen worden in de context van de hele in 3.2 geciteerde alinea en was aldus functioneel.
4.2. Het verzetschrift levert overigens geen nieuwe gezichtspunten op die kunnen leiden tot een ander oordeel. Met name is niet gebleken dat verweerder de (uitsluitende) bedoeling zou hebben gehad om klaagster te schaden. Dit betekent dat het verzet ongegrond is.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2009 door
mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. H. Dulack, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. M.L.F.J. Schyns en mr. P.H. Burger als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 16 november 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.