Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2009

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0054

Zaaknummer

5289

Inhoudsindicatie

Niet ingeschreven echtscheidingsbeschikking. Verweerder verdoezelde deze tekortkoming en bracht geld in rekening.

Uitspraak

31 augustus 2009

No.  5289

Hof van Discipline

Beslissing

Naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder,

tegen:

klager.

1.   Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Gravenhage (verder: de raad) van 18 augustus 2008, onder nummer R.3007/08.40, aan partijen toegezonden op 18 augustus 2008, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder de onderdelen  a t/m e gegrond zijn verklaard, onderdeel f ongegrond is verklaard en als maatregel een schorsing voor de duur van 4 maanden waarvan 2 voorwaardelijk heeft opgelegd. Tevens heeft de raad uitgesproken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die een behoorlijk rechtshulpverlening betaamt.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 16 september 2008 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

-  brief van verweerder aan het hof van 25 september 2008;

-  brief van verweerder aan het hof van 25 september 2008;

-  brief van klager aan het hof van 7 oktober 2008;

-  brief van klager aan het hof van 26 januari 2009;

-  brief van verweerder aan het hof van 17 februari 2009;

-  brief van verweerder aan het hof van 19 februari 2009;

- faxbericht van verweerder van 1 maart 2009;

- faxbericht van mr. R van 13 maart 2009

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 maart 2009, en daarin besloten de zaak aan te houden voor verdere behandeling.

 Het hof heeft de zaak verder behandeld ter openbare zitting van 18 mei 2009, waar klager, vergezeld van zijn gemachtigde mr. b, en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde mr. r, zijn verschenen.    

3. De klacht

  De klacht houdt het volgende in:

a. Verweerder heeft klager niet tijdig de echtscheidingsbeschikking ter hand gesteld en klager niet gewezen op de noodzaak om een akte van berusting te tekenen om tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking te komen, terwijl de advocaat van de wederpartij bij brief van 16 maart 2006 om een akte van berusting van klager verzocht;

b. verweerder heeft klager niet gewezen op het feit dat de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking diende te gebeuren binnen zes maanden na het verstrijken van de beroepstermijn. Hij heeft zowel binnen als buiten deze zes maandentermijn een ondeugdelijke poging gedaan om tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking te komen. Hij heeft daarmee een beroepsfout gemaakt;

c. verweerder heeft getracht zijn fouten te verdoezelen door de brief van 6 februari 2007 aan cliënt te zenden;

d. verweerder heeft er geen acht op geslagen dat de door hem per fax op 17 januari 2007 aan de rechtbank gestuurde stukken ontvangen waren en bovendien verzuimd om, ondanks verzoek van de rechtbank daartoe, na de mondelinge behandeling van 26 januari 2007 nadere financiële stukken in het geding te brengen. Verweerder heeft daarmee de zorgplicht jegens klager geschonden;

e. verweerder heeft klager onder valse voorwendselen een honorariumovereenkomst op 2 februari 2007 laten tekenen. Op dat moment wist klager, althans had hij moeten weten, dat de echtscheidingsbeschikking al niet meer van kracht was en dat klager geen verplichting meer had om kinderalimentatie te voldoen. Het starten van een procedure waarbij om nihilstelling van de alimentatieverplichting wordt gevraagd, was dus niet nodig. Verder is de overeenkomst misleidend aangezien enerzijds kenbaar werd gemaakt dat op basis van gefinancierde rechtsbijstand bijstand zou worden verleend en anderzijds werd meegedeeld dat als verweerder de opdracht zou intrekken klager een uurtarief verschuldigd zou zijn van € 200,00.

f. Verweerder heeft klager in de waan gebracht dat de echtscheiding alsnog ingeschreven was in de registers van de Burgerlijke Stand door hem een originele eerste grosse van de echtscheidingsbeschikking en een origineel bewijs van inschrijving ter hand te stellen. De stukken bleken echter betrekking te hebben op een echtscheidingsprocedure van twee andere personen.

4. De feiten

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen.

5.3 Het hof acht, met eenparigheid van stemmen, termen aanwezig de door de raad opgelegde maatregel te verzwaren en, gelet op de ernst en de hoge mate van verwijtbaarheid van verweerders handelen aan verweerder een geheel onvoorwaardelijke schorsing op te leggen.

6. De beslissing

Het hof:

vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage van 18 augustus 2008, voor zover aan verweerder een schorsing in de praktijkuitoefening is opgelegd van 4 maanden, waarvan 2 voorwaardelijk;

bepaalt dat aan verweerder wordt opgelegd een schorsing in de praktijkuitoefening van 4 maanden, ingaande 1 oktober 2009, of voor het geval verweerder uit andere hoofde is geschorst of niet als advocaat staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend aan de periode gedurende welke verweerder is geschorst of niet als advocaat staat ingeschreven.

en

bekrachtigt de beslissing voor het overige.