Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2009

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0003

Zaaknummer

5384

Inhoudsindicatie

Advocaat die belangen van een van de partners bij beeindiging privé- en zakelijke relatie behartigt, dient te zorgen dat over zijn rol geen misverstanden ontstaan.

Uitspraak

 

         

31 augustus 2009

No.  5384

Hof van Discipline

Beslissing

Naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerster,

tegen:

klaagster.

1.   Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 15 december 2009, onder nummer H90-2008, aan partijen toegezonden op 16 december 2009, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster gegrond is verklaard en als maatregel een enkele waarschuwing is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 14 januari 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

-  de antwoordmemorie van klaagster.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 mei 2009, waar verweerster en gemachtigde van verweerster, zijn verschenen.

3. De klacht

  De klacht houdt het volgende in:

 Nu verweerster eerder de gezamenlijke belangen van klaagster en haar ex-partner heeft behartigd, stond het haar niet vrij op te treden als raadsvrouwe van de ex-partner van klaagster.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

 In het kader van de beëindiging van de samenlevingsrelatie tussen klaagster en haar partner wendde haar partner zich tot verweerster, verweerster tot een andere advocaat en verzochten verweerster en haar partner hun gezamenlijke accountant om van advies te dienen. Op 24 augustus 2006 vond ten kantore van verweerster een bespreking plaats waarbij tegenwoordig waren alle voornoemde personen alsmede een fiscalist. Vervolgens heeft klaagster afgezien van verdere bijstand door haar advocaat. Verdere besprekingen vonden plaats tussen klaagster, haar partner, verweerster en de accountant. Op 17 augustus 2007 is het door verweerster opgestelde scheidingsconvenant door klaagster en haar partner ondertekend.

 Dit convenant bevat onder meer de volgende passages:

 “Zij hebben, zowel op privé-gebied als ook gelet op hun onderlinge zakelijke relatie, uitvoerig overleg gehad omtrent de wijze van verdeling van gemeenschappelijke zaken, alsmede de overige gevolgen van het verbreken van de samenleving. Zij hebben zich daarbij gezamenlijk gewend tot hun financieel adviseur (zowel op zakelijk als op privé-gebied) , de heer p. Voorts heeft de man zich gewend tot mr. w, advocaat en procureur te h en de vrouw in eerste instantie tot mr. v, advocaat en procureur te e.”

 “Partijen hebben – na diverse gesprekken zowel gezamenlijk als ieder met hun eigen adviseurs – ten overstaan van mr. w een uitvoerig gesprek gehouden in aanwezigheid van hun financieel adviseur, de heer P voornoemd. De vrouw heeft zich daarbij niet langer laten vertegenwoordigen door haar raadsvrouwe voornoemd, doch is – voor zover zij dit zelf wenselijk achtte – in de gelegenheid gesteld een second opinion te vragen. Zij hebben vervolgens in onderling overleg ten overstaan van de raadsvrouwe van de man overeenstemming bereikt over de gevolgen van het verbreken van hun samenleving, zowel op privé-gebied als ook zakelijk, en de gevolgen daarvan.”

 “Artikel X: Geschillen

10.1 In het geval partijen in de toekomst van mening mochten gaan verschillen omtrent de interpretatie of de uitvoering van dit convenant zullen zij trachten door middel van onderling overleg tot een regeling te komen.

10.2 Mocht dit niet lukken, dan zullen partijen zich opnieuw wenden tot de heer P en/of mr. W, raadsvrouwe te H, met het verzoek te trachten de gerezen geschilpunten via overleg alsnog tot een oplossing te brengen.

10.3 Pas indien en nadat overleg niet tot het gewenste resultaat zal hebben geleid, zullen partijen ieder via een eigen advocaat de mogelijkheid hebben om de desbetreffende geschilpunten zo nodig aan de rechtbank voor te keggen.”

 

In november 2006, augustus 2007 en in begin 2008 heeft verweerster telefonisch contact gehad met klaagster.

Bij brief van 6 maart 2008 wendde verweerster zich tot klaagster waarbij  zij namens de gewezen partner van klaagster rechtsmaatregelen aankondigde tegen klaagster.

4.2 Het hof gaat uit van deze feiten die in hoger beroep niet zijn bestreden.

5. De beoordeling

5.1 Het hof begrijpt de grieven van verweerster aldus dat zij de zaak – behoudens voormelde vaststaande feiten – in de volle omvang aan het oordeel van het hof onderwerpt.

5.2 Met de raad is het hof op grond van voormelde feiten van oordeel dat verweerster in het door haar opgestelde convenant tenminste verwarring heeft gewekt over haar rol. Immers de bij herhaling gebezigde term “ten overstaan van…” suggereert een rol die verder gaat dan alleen die van raadsman van de man. Ook het op zich nemen van de rol van bemiddelaar, op gelijke voet met de gezamenlijke accountant, duidt op afstand van de partijdigheid die bij de rol van raadsvrouw van de man hoort. Tenslotte wekt de passage onder 10.3 de indruk dat ingeval van voortgezet geschil klaagster en haar gewezen partner zich elk dienen te wenden tot een eigen advocaat en niet tot verweerster.

5.3 Wat er ook zij van de stelling van verweerster dat zij klaagster er meermalen op heeft gewezen dat zij optrad als advocaat van de partner; zij heeft zich, zoals onder 5.2 overwogen, een rol aangemeten waaruit klaagster kon concluderen dat verweerster ook haar belangen behartigde, zodat het haar niet meer vrij stond als advocaat van de ex-partner tegen klaagster op te treden.

5.4 De beslissing van de raad zal worden bekrachtigd behoudens met betrekking tot de opgelegde maatregel. Het feit dat verweerster zich in het door haar geconcipieerde convenant (zie par. 5 van de preambule en de laatste pagina)  uitdrukkelijk afficheert als advocaat van de ex-partner van klaagster maakt haar positie, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, weliswaar onvoldoende duidelijk, maar is voor het hof wel reden om geen maatregel op te leggen.

6. De beslissing

Het hof:

vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 15 december 2009, onder nummer H90-2008 voor zover daarbij de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd en bekrachtigt de beslissing voor het overige.