Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-09-2009
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0022
Zaaknummer
5359
Inhoudsindicatie
Verwijt aan advocaat wederpartij die onjuiste feiten poneert, onnodig grieft en onduidelijkheid laten bestaan over hoedanigheid
Uitspraak
4 september 2009
No. 5359
Hof van Discipline
Beslissing
Naar aanleiding van het hoger beroep van
klagers,
tegen:
verweerster.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
‘s-Gravenhage (verder: de raad) van 1 december 2008, onder nummer R.3069/08.101, aan partijen toegezonden op 4 december 2008, waarbij een klacht van klagers tegen verweerster ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 11 december 2008 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg,
- de antwoordmemorie van verweerster,
- de brief met bijlage van verweerster aan het hof van 25 maart 2009,
- de brief met bijlage van klagers aan het hof van 31 maart 2009,.
- de brief met bijlage van klagers aan het hof van 19 mei 2009,
- de brief met bijlage van klagers aan het hof van 28 mei 2009.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 juni 2009, waar klagers en verweerster, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen.
3. De klacht
De klacht houdt het volgende in:
a. Verweerster heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam in het door haar ingediende verzoekschrift betreffende het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag opzettelijk valselijk voorgelicht door mee te delen dat de onderneming van klagers eigenaar was van 19 onroerende zaken, waarop conservatoir beslag gelegd diende te worden;
b. verweerster heeft tijdens het gesprek op 8 juni 2007 onduidelijkheid laten bestaan over haar hoedanigheid, alsmede
c. heeft zij zich tijdens dat gesprek beledigend, onnodig grievend en lasterlijk uitgelaten over (de onderneming van) klagers.
4. De feiten
In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5. De beoordeling
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klagers tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
6. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage van 1 december 2008.