Naar boven ↑

Update

Nummer 8, 2024
Uitspraken van 2 april 2024 tot 16 april 2024

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Selectie uitspraken door de NOvA

ECLI:NL:TADRSGR:2024:29: indienen tuchtklacht valt niet onder de finale kwijting van de vaststellingsovereenkomst; ondanks coulanceregeling is klager toch ontvankelijk in zijn klachten
In deze zaak verwijt klager verweerder onder meer dat verweerder zonder overleg of kennisgeving kosten in rekening heeft gebracht bij klager voor het door de ouders gestarte kort geding, zonder dat klager daarvoor een opdracht heeft gegeven. Vervolgens heeft verweerder klager onder druk gezet door de medische dossiers pas over te dragen als klager zou instemmen met betalingsafspraken.
Verweerder betoogt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, omdat partijen elkaar algehele en finale kwijting hebben verleend.
De raad oordeelt dat uit de vaststellingsovereenkomst, die tussen het advocatenkantoor van verweerder – de besloten vennootschap – en klager is gesloten, volgt dat algehele en finale kwijting wordt verleend voor de vorderingen die partijen over en weer hebben of mochten hebben. Het indienen van tuchtklachten jegens verweerder is geen vordering en valt daarom niet onder de finale kwijting. Verweerder heeft zelf de vaststellingsovereenkomst opgesteld en daarin niets opgenomen over eventuele tuchtrechtelijke procedures. De raad acht klager onder deze omstandigheden ontvankelijk in zijn tuchtklacht.
Voor wat betreft het in rekening brengen van kosten voor het kort geding zonder dat klager daarvoor een opdracht heeft gegeven, oordeelt de raad dat klager verweerder ten minste impliciet opdracht heeft gegeven hem in deze procedure bij te staan door de wederpartij te verzoeken de dagvaarding op kantoor van verweerder te betekenen. Bovendien heeft verweerder klager bijgestaan op de zitting. Dat verweerder kosten in rekening heeft gebracht voor de verleende rechtsbijstand aan klager, is dan ook vanzelfsprekend en kan niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar worden gezien.
Verweerder heeft echter wel in strijd gehandeld met de kernwaarde (financiële) integriteit, door geen duidelijke afspraken te maken over zijn honorarium, nadat hij klager ook in de kortgedingprocedure is gaan bijstaan. Voor de eerdere procedure golden specifieke prijsafspraken en verweerder heeft geen tweede opdrachtbevestiging verstuurd, waardoor er onduidelijkheid heeft kunnen ontstaan over welke kosten doorberekend zouden worden, zoals de reistijd en reiskosten, en tegen welk uurtarief. Dat verweerder klager achteraf door middel van een coulanceregeling is tegemoetgekomen, doet er niet aan af dat verweer op dit onderdeel tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Aan verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

ECLI:NL:TAHVD:2024:85: griffierecht te laat voldaan en toch ontvankelijk
In deze zaak voert verweerder allereerst aan dat de klacht van klaagster in zijn geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij stelt daarbij onder meer dat klaagster het griffierecht niet tijdig heeft betaald.
Het hof stelt vast dat de deken op 29 november 2021 aan de gemachtigde van klaagster heeft medegedeeld dat het griffierecht betaald dient te worden binnen vier weken (uiterlijk 27 december 2021). De gemachtigde van klaagster heeft de deken op 18 december 2021 per e-mail gevraagd of het mogelijk is dat hij een voortgangsbericht over de betaling van het griffierecht heeft gemist, omdat meerdere van de deken afkomstige berichten eerder zijn aangemerkt als spam, als gevolg waarvan die berichten voor de gemachtigde van klaagster niet op reguliere wijze zichtbaar zijn geworden.
In reactie hierop laat de deken weten in dit geval van oordeel te zijn dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Niet alleen omdat de gemachtigde van klaagster binnen de termijn van vier weken gereageerd heeft, maar ook omdat evident is dat hij het verzoek tot betaling van het griffierecht van 29 november 2021 niet heeft ontvangen. Om die reden zal de deken klaagster tot uiterlijk vrijdag 14 januari 2022 in de gelegenheid stellen om het griffierecht alsnog te voldoen. Klaagster heeft daarop tijdig voor 14 januari 2022 het griffierecht voldaan.
De raad heeft verweerder niet gevolgd in zijn betoog dat geen sprake zou zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. Uit artikel 46e, derde lid, van de Advocatenwet volgt, aldus de raad, dat de deken de klacht pas doorzendt als de deken het griffierecht heeft ontvangen. Indien de deken de klacht doorzendt en deze door de raad wordt ontvangen, mag de raad ervan uitgaan dat het griffierecht is voldaan. Het is niet aan de raad om dat ambtshalve te toetsen. Het is daarbij aan de deken om te beoordelen of een te late betaling van het griffierecht al dan niet verschoonbaar is. De handelwijze van de deken staat in deze klachtzaak niet ter beoordeling.
Ook het hof is van oordeel dat de wijze waarop het griffierecht door klaagster is betaald, er niet toe leidt dat de klacht niet doorgezonden had mogen worden door de deken. Artikel 46e, derde lid, van de Advocatenwet heeft meer het karakter van een administratieve maatregel zonder dat daaraan de sanctie van het verval van klachtrecht is verbonden, in de zin dat de deken bij het uitblijven van betaling van het griffierecht bevoegd is – in uitzondering van het bepaalde in artikel 46d, derde lid, van de Advocatenwet – om doorzending van de klacht naar de raad van discipline achterwege te laten (HvD 8 september 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:151). Dit betekent dat de raad klaagster terecht in haar klacht ontvankelijk heeft verklaard en het beroep op niet-ontvankelijkheid vanwege het te laat betalen van griffierecht, heeft verworpen.

ECLI:NL:TAHVD:2024:58: verzetstermijn verstreken: Dat de aangetekende e-mail van het hof in de spam box terecht is gekomen is een omstandigheid die voor risico van klager komt
In deze zaak is de beslissing van het hof op 23 november 2023 per aangetekende e-mail naar partijen gestuurd en afgeleverd. Op 28 november 2023 en 3 december 2023 zijn herinneringen gestuurd. Klager heeft het hof op 11 december 2023 laten weten dat hij een bericht van het hof had ontvangen dat hij niet kon openen. Op 12 december 2023 heeft het hof de beslissing nog eens naar klager gestuurd, per gewone e-mail.
Klager heeft op 13 december 2023 tegen deze beslissing verzet ingesteld. In een e-mail van 19 december 2023 stelt klager dat het hof de beslissing twee dagen voordat het verzet is ingediend, heeft toegestuurd. Volgens klager is de beslissing daarvoor niet gestuurd, althans ontving hij de beslissing “in de ongewenste box”. Klager stelt dat de beslissing per post verstuurd had moeten worden.
Het hof oordeelt dat de stellingen van klager niet leiden tot de conclusie dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Binnen veertien dagen na verzending van de beslissing kan verzet tegen die beslissing worden ingesteld. Klager was daarvan op de hoogte, althans had daarvan op de hoogte kunnen zijn, omdat de termijn van verzet onderaan de beslissing van 23 november 2023 stond vermeld. De beslissing van de voorzitter is verzonden op 23 november 2023. Dat betekent dat de termijn van verzet liep tot en met 7 december 2023.
Het hof stelt voorop dat het gebruikte e-mailadres correct is; het is het e-mailadres dat klager heeft gebruikt in zijn correspondentie met de deken en het hof. Dat de aangetekende e-mail in de spambox terechtkwam, is een omstandigheid die voor risico van klager komt. Verder geldt dat de beslissing al op 23 november 2023 was verzonden. Dat klager pas na het verstrijken van de termijn van verzet aan het hof heeft laten weten dat hij een eerder ontvangen bericht niet kon openen en dat hij pas na het verstrijken van de termijn van verzet kennis heeft genomen van de voorzittersbeslissing is ook een omstandigheid die voor risico van klager komt.
Het hof komt dan ook tot de slotsom dat klager niet in zijn verzet kan worden ontvangen.

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)

2. Eigen advocaat

3. Advocaat wederpartij

10. Procesrecht