Naar boven ↑

Update

Nummer 23, 2024
Uitspraken van tot

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Selectie uitspraken door de NOvA

ECLI:NL:TADRAMS:2024:99: Raadsbeslissing tegenstrijdig belang. Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 15 gehandeld door op te treden tegen een voormalig cliënte. Aan de in gedragsregel 15 lid 3 genoemde uitzonderingsvoorwaarden wordt niet voldaan.
Klaagster verwijt verweerder in strijd te hebben gehandeld met gedragsregel 15 van de advocatuur (belangenverstrengeling), door tegen een voormalig cliënte (klaagster) op te treden.

De raad stelt vast dat het kantoor waar verweerder werkzaam was adviezen heeft gegeven aan vennootschap A, waarvan klaagster 100% aandeelhoudster was. Daarnaast heeft het kantoor geadviseerd over het in lijn brengen van de aandeelhoudersovereenkomst, die klaagster en haar broer voornemens waren te sluiten, met de statuten van vennootschap B, waarvan klaagster minderheidsaandeelhouder is. Uit de e-mailcorrespondentie volgt naar het oordeel van de raad dat klaagster ervan uit kon en mocht gaan dat het kantoor daarbij niet alleen vennootschap B als cliënte adviseerde, maar ook klaagster in persoon over haar belangen in haar Nederlandse vennootschappen en over de aandeelhoudersovereenkomst van vennootschap B. 

Verder is gedragsregel 16 van belang. In deze regel staat dat een advocaat, ter voorkoming van misverstanden, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen. De achtergrond van deze gedragsregel is dat het aan een advocaat is om eventuele onduidelijkheden te vermijden. Het had in dit geval op de weg van de kantoorgenoten van verweerder gelegen om door middel van een deugdelijke vastlegging van de opdrachtrelatie duidelijkheid te verschaffen over de vraag wie er als cliënt(en) van het kantoor werd(en) beschouwd. Van het bestaan van een dergelijke vastlegging is de raad niet gebleken en gelet op de hiervoor vermelde correspondentie mocht klaagster er derhalve van uitgaan dat ook zij cliënte van het kantoor was.

De vraag die daarna ter beantwoording voorligt, is of in deze zaak is voldaan aan de in gedragsregel 15 lid 3 genoemde cumulatieve uitzonderingsvoorwaarden. Er is hier geen sprake van een andere zaak, dan wel van een zaak die geen verband houdt met de eerdere zaak waarin het kantoor voor klaagster optrad (sub a). Voor wat betreft de onder (b) genoemde uitzondering, namelijk dat verweerder niet beschikt over vertrouwelijke informatie van zijn voormalige cliënte, overweegt de raad als volgt. In de aard van de advisering door het kantoor over de te sluiten aandeelhoudersovereenkomst ligt besloten dat daarvoor informatie nodig was over de zakelijke belangen en de persoon van klaagster, welke informatie vertrouwelijk is. Ten slotte zijn namens klaagster vrijwel onmiddellijk bezwaren geuit (sub c) over het optreden van verweerder toen klaagster hiervan op de hoogte raakte. 

De raad concludeert op grond van het voorgaande dat niet is voldaan aan de in gedragsregel 15 lid 3 genoemde (cumulatieve) voorwaarden op grond waarvan zou kunnen worden afgeweken van het in gedragsregel 15 lid 1 gegeven uitgangspunt. De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.

Tegen deze beslissing is hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:TADRARL:2024:144: Onvoldoende voortvarendheid. De advocaat moet een balans vinden tussen de kwaliteit van het werk en de snelheid van handelen. Soms moet snelheid voorrang krijgen boven het volledig uitwerken van alle details. Als de advocaat dit niet had gewild, had hij de zaak ook kunnen neerleggen.
In deze zaak wordt verweerder verweten onvoldoende voortvarend te handelen door maanden te traineren in de zeer urgente zaak van klaagster, en ondanks rapellen, niet tot actie over te gaan.

Uit het dossier komt voor de raad een beeld naar voren dat verweerder weliswaar kwalitatief goede werkzaamheden voor klaagster heeft verricht met oog voor haar belangen, maar ook dat verweerder in de periode ná zijn eerste negatieve haalbaarheidsadvies zijn werkzaamheden niet voldoende voortvarend heeft voortgezet. Uit de e-mails van verweerder aan klaagster blijkt dat verweerder wist dat de kwestie van klaagster spoed had. Desondanks heeft klaagster veelvuldig bij verweerder moeten aandringen om de advocaat van de wederpartij te rappelleren om de voor haar vordering relevante stukken te verstrekken. Daarnaast heeft verweerder de door hem toegezegde conceptdagvaarding telkens niet opgesteld ondanks herhaalde verzoeken van klaagster om ook daarmee vaart te maken.

Verweerder had als verantwoordelijke advocaat de taak om de tijd te bewaken van de door hem ingeschakelde hulppersoon. Naar het oordeel van de raad heeft hij daarin niet voldoende regie gehad. Niet alleen heeft verweerder de benodigde tijd van de hulppersoon niet juist ingeschat, datzelfde geldt voor zijn eigen toezeggingen om snel voor klaagster te handelen. Verweerder had naar het oordeel van de raad sneller voor klaagster kunnen en moeten werken en haar op de hoogte moeten houden van de voortgang daarin.

Verweerder heeft tijdens de zitting van de raad deels onderkend dat zijn werkzaamheden voor klaagster lang hebben geduurd, maar heeft daarvoor als reden gegeven dat naast snelheid ook kwaliteit van zijn werk belangrijk is. De raad wil verweerder nog meegeven dat een juiste verhouding tussen de vereiste kwaliteit en snelheid van werkzaamheden mogelijk een minder consciëntieuze aanpak vereist. Ook staat het een advocaat vrij om zijn werkzaamheden voor een cliënt te beëindigen als een té groot spanningsveld ontstaat tussen snelheid en kwaliteit, maar dat moet dan wel tijdig en op zorgvuldige wijze gebeuren.

De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.

ECLI:NL:TADRARL:2024:149: Advocaat is de grens van het betamelijke overgegaan als advocaat wederpartij. De klager is weliswaar burgemeester en moet zich daarom meer laten welgevallen dan een willekeurig ander, maar in deze casus is de grens overschreden en is het hof onjuist geïnformeerd door de advocaat.
In deze zaak wordt verweerder onder andere verweten zich onnodig grievend over klager uit te laten en zich uit te laten in strijd met de feiten bij het gerechtshof.

Verweerder heeft niet ontkend de gewraakte uitlatingen richting de krant te hebben gedaan. De raad is van oordeel dat verweerder daarmee de belangen van klager nodeloos (het was niet functioneel, maar juist escalerend) en onevenredig (verweerder had minder stellige en andere bewoordingen kunnen gebruiken) heeft geschaad. Juist omdat klager als burgemeester een publiek ambt bekleedt en gelet op het feit dat de krant landelijk bereik heeft, had verweerder meer terughoudendheid moeten betrachten. Verweerder heeft daardoor niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. 

Hetgeen verweerder tijdens de mondelinge behandeling bij het gerechtshof heeft betoogd, was in strijd met de hem bekende waarheid en daarmee heeft verweerder het gerechtshof misleid. Verweerder was toen immers bekend met de uitspraak van de rechtbank en daarnaast op de hoogte van de e-mail van klager. Verweerder heeft aldus naar het oordeel van de raad welbewust onjuiste informatie aan het gerechtshof verstrekt met de intentie om klager in een kwaad daglicht te plaatsen en het gerechtshof te misleiden. Daarmee heeft verweerder de kernwaarde integriteit geschonden.

De raad van discipline verklaart de klachtonderdelen gegrond en legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Tegen deze beslissing is hoger beroep ingesteld.

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)

2. Eigen advocaat

3. Advocaat wederpartij