Update
Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Selectie uitspraken door de NOvA
ECLI:NL:TADRARL:2024:122: Advocaat heeft cliënt onvoldoende geïnformeerd en er is sprake van gebrekkige termijnbewaking. Advocaat handelde verder onbetamelijk door een vaststellingsovereenkomst (vso) op te stellen voor zijn eigen fouten en legde vervolgens zijn werkzaamheden onzorgvuldig neer, wat resulteerde in een maatregel.
In deze zaak wordt verweerder onder andere verweten klager onvoldoende te hebben geïnformeerd en op de hoogte te hebben gehouden en in strijd met gedragsregel 14 op een onzorgvuldige wijze zijn werkzaamheden te hebben neergelegd.
In de relatie tussen verweerder en klager moest verweerder zijn cliënt informeren over belangrijke informatie, feiten en afspraken en deze schriftelijk vastleggen. Uit het dossier blijkt dat verweerder hierin niet altijd zorgvuldig was. Zijn argument over een systeemwissel overtuigt niet, aangezien hij verantwoordelijk is voor goede opslag van dossiers.
De zorgplicht om de cliënt te informeren geldt eens te meer bij terugtrekking als advocaat. Hoewel verweerder zich op verzoek van klager terugtrok, deed hij dit onzorgvuldig. Hij had klager op zijn minst expliciet moeten wijzen op lopende termijnen, gezien de onmogelijkheid voor een nieuwe advocaat om tijdig een memorie in te dienen.
Toen klager verweerder - na het neerleggen van de werkzaamheden - later vroeg alsnog een summier beroepschrift in te dienen voor het verstrijken van de termijn, stelde verweerder - de avond voordat de termijn voor het indienen van de memorie van grieven afliep - als voorwaarde dat klager een vaststellingsovereenkomst zou tekenen. Dit zette klager onder druk, wat gegeven de omstandigheden als onbetamelijk kan worden gezien. De overeenkomst bevatte ook nog buitenproportionele voorwaarden, zoals een verbod op het indienen van tuchtklachten op straffe van een boete van € 10.000.
De advocaat krijgt een voorwaardelijke schorsing opgelegd van zes weken met een proeftijd van twee jaar.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
ECLI:NL:TADRARL:2024:121: Niet-ontvankelijkheid door te klagen zonder volmacht. Klager is niet-ontvankelijk omdat de klacht zonder volmacht is ingediend en klager niet ter zitting is verschenen, noch vertegenwoordigd was door een advocaat.
Verweerster wordt in deze zaak verweten in strijd te handelen met diverse gedragsregels.
De raad oordeelt dat klaagster niet-ontvankelijk is in de klacht. Verweerster heeft aangevoerd dat er geen machtigingsformulier is overgelegd waaruit blijkt dat de gemachtigde bevoegd is om namens klaagster een klacht in te dienen. Uit de stukken van de Kamer van Koophandel blijkt ook niet dat hij als vertegenwoordiger van klaagster is ingeschreven. Bovendien is niemand namens klaagster ter zitting verschenen om dit te verifiëren. Hierdoor kan de raad niet vaststellen dat de klacht door een bevoegde persoon is ingediend.
De klacht zou door de raad, zo klaagster ontvankelijk zou zijn, daarom ongegrond zijn verklaard.
ECLI:NL:TAHVD:2024:131: Artikel 13-beklag-zaak. Deken moet onderzoek ex artikel 13 Advocatenwet opnieuw doen.
Klager stelt in deze zaak dat de deken zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat ex artikel 13 Advocatenwet ten onrechte heeft afgewezen.
Het hof is van oordeel dat het beklag gegrond is. Klager heeft een vordering ingesteld op grond van een onrechtmatige daad van de Belastingdienst. Om die reden vordert hij ook schadevergoeding. De bestuursrechter heeft klager duidelijk verwezen naar de civiele rechter. Niet is gebleken dat de kantonrechter acht heeft geslagen op die uitspraak. Daarbij kan het hof zonder nadere deskundige toelichting (bijvoorbeeld een procesadvies van een gespecialiseerd advocaat) niet beoordelen of het beroep op grond van het gestelde onrechtmatig handelen geen redelijke kans van slagen heeft.
Het hof komt dan ook tot de slotsom dat de beslissing van de deken onvoldoende is onderbouwd om het verzoek tot afwijzing te kunnen dragen. Het hof draagt de deken op opnieuw op het verzoek te beslissen met inachtneming van deze beslissing.
Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)