Naar boven ↑

Update

Nummer 18, 2024
Uitspraken van tot

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Selectie uitspraken door de NOvA 

ECLI:NL:TADRAMS:2024:66: Advocaat veroordeeld voor het opnemen van onjuiste informatie in verweerschrift. De raad acht het klachtonderdeel gegrond dat de advocaat feiten heeft gesteld waarvan hij de onwaarheid kende of had kunnen kennen. Sanctie: waarschuwing
In deze zaak wordt verweerder onder andere verweten zich polariserend te hebben opgesteld door in het verweerschrift te schrijven dat cliënte aangifte van stalking tegen klager heeft gedaan zonder bewijs over te leggen over het bestaan van een aangifte.

De raad stelt vast dat verweerder in een processtuk dat hij heeft opgemaakt namens de vrouw heeft geschreven dat de vrouw aangifte van stalking tegen klager heeft gedaan, terwijl dat, zo heeft verweerder erkend, niet waar was. Met deze stelling in het verweerschrift heeft verweerder naar het oordeel van de raad feiten gesteld waarvan hij de onwaarheid kende of had kunnen kennen. Verweerder heeft aangevoerd dat hij zijn cliënte om een kopie van de aangifte heeft gevraagd, maar kennelijk heeft het ontbreken van deze kopie verweerder er niet van weerhouden deze stelling als feit in het verweerschrift op te nemen. Bovendien heeft klager betwist dat verweerder zichzelf direct heeft gecorrigeerd zodra het hem ter ore kwam dat er geen sprake was van een aangifte. Verweerder heeft hiervan ook geen enkel bewijs ingebracht. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

De raad van discipline verklaart dit klachtonderdeel gegrond en legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.

ECLI:NL:TADRAMS:2024:67: Klacht tegen advocaat in echtscheidingszaak deels gegrond verklaard. Verwijtbaar handelen betreft o.a. misbruik van mediationstukken, misleiding van de rechtbank en onvoldoende oog voor belangen tegenpartij. Sanctie: berisping
In deze zaak hebben klager en zijn ex-vrouw verschillende juridische procedures tegen elkaar gevoerd. De vrouw werd daarbij bijgestaan door verweerder. 

De raad heeft een klacht bestaande uit negen klachtonderdelen tegen verweerder deels gegrond verklaard. De advocaat heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door:
1. stukken uit de mediation zonder overleg met de wederpartij in de procedure te gebruiken;
2. de rechtbank willens en wetens onjuist voor te lichten over de vermogenspositie van partijen;
3. een minnelijke oplossing in de weg te staan;
4. onvoldoende een doelmatige behandeling van de zaak na te streven;
5. de belangen van de wederpartij onvoldoende in het oog te houden en deze op ontoelaatbare wijze te schenden.

Ad 1. Overtreden van de mediationovereenkomst. De advocaat heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de geheimhoudingsverplichting uit de mediationovereenkomst te schenden en zonder toestemming e-mails uit de mediation in een procedure in te brengen. De raad oordeelt dat de advocaat eerst overleg had moeten plegen met de wederpartij en toestemming had moeten verkrijgen voor het delen van deze informatie.

Ad 2 en 4. Verstrekken van onjuiste informatie en niet bekwaam en doelmatig optreden. De advocaat heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de rechtbank willens en wetens onjuist voor te lichten over de vermogenspositie van partijen. 

Ad 3. Het in de weg staan van een minnelijke oplossing. Hoewel een advocaat niet verplicht is om altijd een schikking na te streven, heeft de advocaat in dit geval onvoldoende gereageerd op een redelijk voorstel van de wederpartij om de vermeende benadeling te compenseren. De raad oordeelt dat de advocaat, gezien de aard van het aanbod dat overeenkwam met wat zijn cliënte nastreefde, de mogelijkheid van een minnelijke regeling onvoldoende heeft onderzocht.

Ad 5. Oneigenlijke druk uitoefenen, onnodig en onevenredig schaden van belangen en misbruik van procesrecht. De raad kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verweerder zich niet ten volle realiseert wat hij teweeg heeft gebracht door steeds procedures aanhangig te maken. Het familierechtelijke aspect lijkt door verweerder niet voldoende onderkend te worden. Een advocaat in familiekwesties als de onderhavige moet in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. De raad oordeelt dat de advocaat onvoldoende blijk heeft gegeven van inzicht in de klachtwaardigheid van zijn handelen en legt de maatregel van berisping op. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:TADRAMS:2024:80: Advocaat maakt tuchtrechtelijk verwijtbare fout door direct contact op te nemen met minderjarige cliënt van andere advocaat. Schending van gedragsregel 25 lid 1 (in plaats van gedragsregel 28). De raad wijst daarnaast ook op gedragsregel 24. Gegrondverklaring zonder maatregel vanwege erkenning fout en aangeboden excuses
Verweerster wordt verweten dat zij de (minderjarige) cliënt van klager en de moeder van deze cliënt rechtstreeks heeft benaderd zonder hierover voorafgaand met klager te overleggen, ondanks het gegeven dat klager deze cliënt bijstond.

Vaststaat dat verweerster contact heeft opgenomen met S en diens moeder terwijl S door klager werd bijgestaan. Klager heeft hierin aanleiding gezien om een klacht over verweerster in te dienen. De deken heeft bij de beoordeling van de klacht het toetsingskader van gedragsregel 28 gehanteerd, waaruit volgt dat een advocaat zich er in beginsel van onthoudt om in een lopende zaak een cliënt van een andere advocaat tot de zijne te maken. Op grond van het klachtdossier en met name het verweer van verweerster is het de raad echter niet gebleken dat verweerster S en diens moeder heeft benaderd met de intentie om de zaak over te nemen (ook al was dit uiteindelijk wel het gevolg van haar contact met S en diens moeder). Verweerster heeft toereikend aangevoerd dat zij na overname door klager van de strafzaak betreffende de verdenking van winkeldiefstal, in die zaak nog wel nieuwe stukken van het Arrondissementsparket bleef ontvangen, hetgeen zij vreemd vond omdat dit doorgaans niet meer gebeurt op het moment dat een andere advocaat een zaak heeft overgenomen en zich bij de rechtbank en het Arrondissementsparket heeft gesteld als overnemende advocaat. Verweerster heeft uitsluitend contact gezocht met S omdat zij wilde verifiëren of S voor de reeds geplande zitting wel over de benodigde bijstand beschikte. Zij wilde voorkomen dat S uiteindelijk zonder advocaat op die zitting zou verschijnen. Uit niets is de raad gebleken dat verweerster ook de intentie had de strafzaak van klager over te nemen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door schending van gedragsregel 28 is gelet hierop dan ook geen sprake.

Naar het oordeel van de raad valt verweerster wel een tuchtrechtelijk verwijt te maken in verband met het bepaalde in gedragsregel 25 lid 1. In deze gedragsregel is bepaald dat een advocaat een wederpartij, waarvan hij weet dat die door een advocaat wordt bijgestaan, zich niet anders in verbinding stelt met die wederpartij dan via diens advocaat. Klager heeft verweerster laten weten dat hij zich eveneens zou stellen in de strafzaak over de winkeldiefstal. Verweerster wist derhalve dat klager S in beide zaken als advocaat zou bijstaan. Toen verweerster hierover begon te twijfelen omdat zij nieuwe stukken over de strafzaken van S bleef ontvangen en de stelbrief van klager in het strafdossier van S over het hoofd had gezien, had het op de weg van verweerster gelegen om hierover met klager, of desnoods met het Arrondissementsparket, contact op te nemen. Door in plaats daarvan rechtstreeks contact op te nemen met S en diens moeder heeft verweerster gedragsregel 25 lid 1 geschonden.

De raad ziet echter aanleiding om te volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel. Verweerster heeft immers zelf uitdrukkelijk erkend dat zij niet met S en diens moeder contact had moeten opnemen, maar met klager of het Arrondissementsparket om te informeren hoe het kon dat verweerster stukken bleef ontvangen en te informeren of S wel over de benodigde bijstand beschikte. Verweerster heeft voor haar handelwijze haar excuses aangeboden en benadrukt dat zij in de toekomst anders zal handelen. Overigens wenst de raad aandacht te vragen voor het bepaalde in gedragsregel 24, dat voorschrijft dat advocaten moeten streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Niet alleen had verweerster met klager contact moeten opnemen ter zake van deze kwestie, ook had klager op zijn beurt contact kunnen opnemen met verweerster om de ontstane situatie collegiaal te bespreken.

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)

3. Advocaat wederpartij

4. Advocaten onderling