Naar boven ↑

Update

Nummer 16, 2024
Uitspraken van tot

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Selectie uitspraken door de NOvA

ECLI:NL:TADRSGR:2024:82: ondeskundig handelen leidt tot tuchtmaatregel inclusief tip aan de advocaat
In deze zaak wordt verweerder verweten ondeskundig te hebben gehandeld. Zo heeft verweerder: (i) klaagster onvoldoende voorgelicht over de kansen van de zaak; (ii) klaagster niet op de hoogte gehouden van de procedure, waaronder de data van (rol)zittingen en termijnen; (iii) klaagster niet tijdig voorbereid ondanks verzoeken van klaagster hiertoe; (iv) de zaak per direct neergelegd; en (v) nagelaten om stukken in te dienen waar het gerechtshof herhaaldelijk om had verzocht.

(i) Onvoldoende voorlichting over de kansen van de zaak. De raad oordeelt dat verweerder niet heeft gehandeld met de deskundigheid die van hem mag worden verwacht. Hij heeft een eerste inschatting gemaakt van de kans van slagen van de zaak zonder kennelijk op dat moment een goed beeld van de zaak te hebben. Dat valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Door klaagster bovendien pas kort voor de zitting in hoger beroep hierover te informeren, heeft verweerder ook onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de behandeling van de zaak van klaagster. Ook dat valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. 

(ii) Niet op de hoogte houden van de procedure, waaronder de data van (rol)zittingen en termijnen. Uit de e-mails tussen klaagster en verweerder leidt de raad af dat klaagster pas een dag voor de uiterste datum op de hoogte is gesteld van het feit dat de memorie van grieven moest worden ingediend, namelijk op het moment dat verweerder haar zijn concept van de memorie van grieven stuurde. Vervolgens heeft verweerder de memorie van grieven ingediend zonder klaagsters reactie af te wachten en zonder van haar akkoord te krijgen. Hoewel verweerder terecht stelt dat hij als dominus litis de vrijheid heeft om te bepalen wat relevant is voor het processtuk, dient hij dit wel af te stemmen met zijn cliënte.  

De procedure is een lange tijd stil komen te liggen in afwachting van de zitting bij het gerechtshof. Zeven weken voor de zitting heeft klaagster verweerder benaderd om een voorbespreking in te plannen. Na veel heen en weer mailen en appen, waarbij klaagster veelvuldig rappelleert en aandacht vraagt voor de zaak, heeft klaagster uiteindelijk één dag voor de zitting een telefonisch overleg met een door verweerder ingeschakelde advocaat-stagiaire. De raad is van oordeel dat verweerder hier niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van hem mag worden verwacht bij de behandeling van de zaak. Hij heeft onvoldoende oog gehad voor klaagsters belangen bij een goede voorbereiding van de zitting en heeft haar verzoeken hierover onvoldoende voortvarend opgepakt.  

(iii) Niet tijdig voorbereiden klaagster ondanks verzoeken van klaagster hiertoe. Een dag voor de zitting vindt een bespreking plaats tussen klaagster en de door verweerder ingeschakelde advocaat-stagiaire. Niet gebleken is dat verweerder vooraf met klaagster heeft besproken dat de zaak door de (externe) advocaat-stagiaire zou worden behandeld. Dat had wel gemoeten op grond van artikel 7.5 van de Verordening op de advocatuur. Klaagster mocht er gevoeglijk van uit gaan dat de advocaat die zij heeft ingeschakeld persoonlijk haar zaak behandelt. De raad is van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht door klaagster niet te informeren over de (actieve) betrokkenheid van de stagiaire.

Verweerder heeft vervolgens diezelfde dag rond 22:00 uur een pleitnota, opgesteld door de advocaat-stagiaire, voorgelegd aan klaagster. Dat is op een zeer laat moment gezien de zitting de ochtend erna. Klaagster heeft desondanks om 23:00 uur nog haar opmerkingen over de pleitnota doorgegeven. Ter zitting is gebleken dat deze opmerkingen niet zijn verwerkt in de pleitnota die aan het gerechtshof is overgelegd. Verweerder stelt dat de opmerkingen mondeling zijn toegelicht op de zitting, maar omdat klaagster dit betwist, gaat de raad ervan uit dat de tekst van de pleitnota leidend is geweest. De raad ziet in deze gang van zaken wederom een zorgvuldigheidsgebrek in het handelen van verweerder. Daarnaast is de pleitnota voorgedragen door de advocaat-stagiaire. Ook dit is niet vooraf besproken met klaagster. Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft verweerder hieromtrent evenmin zorgvuldig gehandeld.

(iv) Per direct de zaak neerleggen. Niet in geschil is dat verweerder na het hervatten van de zitting tegen de raadsheren heeft gezegd dat hij zich zou onttrekken aan de zaak. Klaagster stelt dat verweerder dit per direct heeft gedaan, maar verweerder betwist dat. Volgens verweerder heeft hij gezegd dit pas na ontvangst van het arrest te doen. Omdat klaagsters stelling niet verder is onderbouwd met bijvoorbeeld een proces-verbaal van de zitting, gaat de raad ervan uit dat verweerder zich niet acuut ter zitting heeft onttrokken. De raad ziet hierin bevestiging nu het gerechtshof verweerder na afloop van de zitting nog steeds heeft aangemerkt als de advocaat van klaagster in de procedure en hem een e-mail heeft gestuurd. Niettemin is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, door ter zitting tegen de raadsheren van het gerechtshof te zeggen dat hij zich aan de zaak zou gaan onttrekken. Dit is niet in het belang van klaagster geweest en zou haar zaak zelfs kunnen schaden. Verweerder heeft hiermee onprofessioneel gehandeld en in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt.

(v) Nalaten stukken in te dienen waar het gerechtshof herhaaldelijk om had verzocht. Op de zitting is gebleken dat het gerechtshof per e-mail aan verweerder had gevraagd om een ‘schoon’ dossier aan te leveren. Dat e-mailbericht had verweerder kennelijk niet bereikt. Volgens verweerder is het in zijn spam-mailbox terecht gekomen; weliswaar controleert hij de spam-mailbox regelmatig, maar hij heeft deze e-mail over het hoofd gezien. De raad is van oordeel dat het verweerder kan worden aangerekend dat hij een e-mail van het gerechtshof mist. Dat hij de e-mail over het hoofd zou hebben gezien, komt voor verweerders eigen risico.

Verweerder stelt dat het missen van deze e-mail geen gevolgen heeft gehad; klaagster heeft immers na de zitting een aanvullende termijn van het gerechtshof gekregen en vervolgens zijn de stukken binnen die termijn ingediend. De raad is echter van oordeel dat verweerder desondanks klaagsters belangen onvoldoende heeft behartigd. Nadat hij er ter zitting van het gerechtshof achter kwam dat hij een e-mail van het gerechtshof had gemist, is hij zijn aan het gerechtshof gedane toezegging om alsnog het schone procesdossier in te dienen niet direct nagekomen. Waar je zou verwachten dat verweerder per ommegaande de verzochte stukken zou insturen, is dat niet gebeurd. Hierdoor is klaagster zelf achter het indienen van de stukken aangegaan en heeft zij zich genoodzaakt gezien de deken in te schakelen. Vervolgens heeft het gerechtshof verweerder een termijn moeten opgedragen om de stukken aan te leveren. Deze termijn heeft verweerder niet gehaald; hij heeft om uitstel gevraagd. De raad leidt uit het dossier af dat verweerder pas later stukken heeft opgevraagd en pas op de laatste dag van de aanvullende termijn, de stukken bij het gerechtshof heeft ingediend. Dit handelen van verweerder wijst er wederom op dat verweerder onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de behandeling van de zaak van klaagster. Dit heeft ervoor gezorgd dat klaagster nodeloos in spanning heeft gezeten.

Afsluitend merkt de raad op dat verweerder in zijn correspondentie bewoordingen gebruikt die de raad niet professioneel vindt. Zo noemt verweerder in een e-mail aan klaagster een collega-jurist een ‘beunhaasjurist’. Ook zegt verweerder in een bericht aan de deken dat klaagsters klacht ‘compleet gelogen’ en ‘werkelijk schandalig’ is. Alhoewel verweerder het recht van vrije meningsuiting heeft en zich vrij moet voelen om zich in een tuchtprocedure te verweren op de manier zoals hem dat goeddunkt, laat dat onverlet dat verweerder de grenzen van het onbetamelijke daarbij niet moet overschrijden. De raad geeft verweerder mee in de toekomst in zijn correspondentie een zakelijker toon te hanteren, zoals dat ook van een professioneel handelend advocaat mag worden verwacht. 

Verweerder heeft de aan hem door klaagster opgedragen zaak op meerdere aspecten en momenten onzorgvuldig behandeld. Ook heeft hij zijn informatieplicht geschonden. Ten aanzien van het inschatten van de kansen in hoger beroep heeft hij bovendien niet gehandeld zoals van een deskundig advocaat mag worden verwacht. 

Uit de wijze waarop verweerder de zaak van klaagster heeft behandeld, rijst het beeld dat verweerder zich onvoldoende heeft willen inzetten voor klaagster en haar zaak van ondergeschikt belang heeft geacht. Hij heeft forse steken laten vallen in de belangenbehartiging van haar zaak. In plaats van dat verweerder met zijn bijstand klaagster ontzorgde, heeft zijn handelen en nalaten haar juist veel stress bezorgd. 

De raad acht het opleggen van een maatregel dan ook op zijn plaats en legt een (onvoorwaardelijke) schorsing van vier weken op. Bij het bepalen van de soort maatregel weegt de raad mee dat verweerder eerder een waarschuwing opgelegd heeft gekregen en is berispt. Deze zaken zagen op de communicatie met en informatieverstrekking aan de cliënt en juist die aspecten spelen ook in de zaak van klaagster een negatieve rol. Verweerder heeft kennelijk niet geleerd van eerdere tuchtrechtelijke terechtwijzingen. 

ECLI:NL:TADRARL:2024:99: te onduidelijk vastgelegde afspraken in ouderschapsplan leidt tot tuchtrechtelijke maatregel voor advocaat in hoedanigheid van mediator 
In deze zaak wordt verweerster verweten in haar hoedanigheid van mediator en advocaat de zaak van klaagster niet zorgvuldig te hebben gehandeld door geen duidelijke ingangsdatum voor de kinderalimentatie in het ouderschapsplan vast te leggen en door niet in het ouderschapsplan opgenomen te hebben gedurende welke periode de ex-partner vanwege een herniaoperatie is vrijgesteld van zijn verplichting tot betaling van de kinderalimentatie. 

De raad is van oordeel dat verweerster artikel 10.3 van het ouderschapsplan te onbepaald heeft geformuleerd. Hierdoor is tussen partijen onduidelijkheid ontstaan die eenvoudig te voorkomen was geweest. Bovendien hoort een echtscheidingsadvocaat de afspraken in een echtscheidingsconvenant/ouderschapsplan dusdanig vast te leggen dat incassomogelijkheden bestaan in geval van niet-nakoming door een van de partijen. De kwaliteit van de dienstverlening door verweerster was in dit opzicht niet zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerster de maatregel van berisping op.

ECLI:NL:TADRAMS:2024:73: advocaat-stagiaire schiet tekort in duidelijke en voortvarende communicatie. Verweerder toont berouw en wellicht was meer begeleiding door patroon gewenst. Klacht gegrond zonder oplegging van maatregel. 
Klaagster verwijt verweerder onder meer dat hij weigert haar van deugdelijke rechtsbijstand te voorzien en maanden niet reageert op haar berichten. Klaagster wacht al een jaar op juridische bijstand van verweerder, die verweerder weigert te leveren. 

De raad overweegt op grond van de gedingstukken en de toelichting van verweerder op zitting dat verweerder aan klaagster bij aanvang van zijn dienstverlening op zichzelf genomen een duidelijke inschatting van de zaak heeft gegeven. Hij heeft gemotiveerd toegelicht waarom hij klaagsters zaak niet kansrijk vond, maar dat hij wel bereid was om een pittige brief aan de wederpartij (DAS) te schrijven. Daarna verslechterde verweerders dienstverlening echter. Verweerder hield klaagster, zo blijkt uit de weergegeven feiten, weken aan het lijntje door niet of onvoldoende adequaat op klaagsters verzoeken over de stand van zaken te reageren. Uiteindelijk heeft verweerder klaagster een concept voor een brief aan DAS gestuurd. Over de inhoud van die brief werden klaagster en verweerder het niet eens en verweerder heeft klaagster hierop gevraagd om de brief zelf aan te passen. Hiermee heeft verweerder zich onvoldoende rekenschap gegeven van het feit dat hij als advocaat verantwoordelijk is voor een deugdelijke en zorgvuldige uitvoering van de opdracht van zijn cliënt en dat hij het bij een verschil van inzicht over de inhoud van een brief aan een wederpartij niet zomaar aan zijn cliënt kan overlaten om een dergelijke brief aan te passen. Indien een advocaat en zijn cliënt een verschil van mening hebben over de wijze van uitvoeren van de opdracht en zij het daarover niet eens kunnen worden, dient de advocaat zich terug te trekken. 

Na ontvangst van de reactie van DAS op verweerders brief, wenste klaagster vervolgens dat verweerder weer een brief namens haar zou sturen. Daar zag verweerder geen heil in. Op dat moment had verweerder, zoals hij ook zelf ter zitting naar voren heeft gebracht, op deugdelijke en begrijpelijke wijze aan klaagster moeten uitleggen dat het opstellen van een nieuwe brief aan DAS naar zijn inschatting niet tot een andere uitkomst zou leiden en dat hij om die reden geen tweede brief meer voor klaagster zou opstellen. Verweerder heeft zelf ook erkend dat hij in zijn communicatie hierover naar klaagster is tekortgeschoten. Dat klaagster de mening was toegedaan dat het gelet op de polisvoorwaarden voor haar niet mogelijk was om een andere advocaat in te schakelen, maakt niet dat verweerder zijn dienstverlening niet had mogen en kunnen beëindigen en het rechtvaardigt al helemaal niet dat verweerder onduidelijkheid heeft laten bestaan over zijn verdere dienstverlening door niet meer te reageren op e-mails van klaagster. Verweerder dacht bovendien dat het op grond van de polisvoorwaarden van DAS wellicht wel mogelijk was voor klaagster om een andere advocaat in te schakelen en wilde hierin ook een bemiddelende rol spelen. Ook daarover had verweerder aan klaagster meer duidelijkheid moeten bieden. 

De raad komt op grond van voorgaande feiten en omstandigheden tot de slotsom dat verweerders dienstverlening aan klaagster ondermaats is geweest en dat hij met name in duidelijke en voortvarende communicatie naar klaagster toe tekortgeschoten is. Daarmee heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en de raad acht de klacht van klaagster in verband daarmee gegrond.

Een gegronde klacht rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een maatregel. Toch heeft de raad in dit geval besloten te volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel. Verweerder is nog advocaat-stagiaire. Verweerder had als advocaat-stagiaire wellicht meer begeleid moeten worden door zijn patroon. Verweerder heeft ter zitting oprecht berouw getoond voor de manier waarop hij klaagsters zaak heeft behandeld. Verweerder heeft daarbij naar voren gebracht dat hij veel van deze zaak heeft geleerd en hij inmiddels veel beter - schriftelijk - met zijn cliënten communiceert. Tot slot heeft verweerder aangeboden (en dit aanbod ter zitting nogmaals herhaald) om het dossier te heropenen en over te dragen aan een andere advocaat en daarbij zijn uren in mindering te brengen. 

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)

2. Eigen advocaat