Naar boven ↑

Update

Nummer 15, 2024
Uitspraken van 1 april 2024 tot 28 augustus 2024

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Selectie uitspraken door de NOvA

ECLI:NL:TADRSGR:2024:83: raad legt bijzondere maatregel verplichte coaching op

Dekenbezwaar. De deken verwijt de advocaat o.a.: (i) zich niet te laten corrigeren in de praktijkvoering, hij toont geen zelfinzicht en als hij wordt aangesproken op tekortkomingen, reageert hij door verwijten te maken richting anderen; (ii) zich op onprofessionele wijze uit te laten over cliënten, de deken en de lokale orde van advocaten; en (iii) in strijd te handelen met artikel 4.4 en 4.5 van de Voda, door niet te voldoen aan de geldende verplichtingen op het gebied van vakbekwaamheid, noch de deken te laten controleren dat verweerder heeft voldaan aan de opgelegde inhaalverplichting.

Met betrekking tot bezwaaronderdelen (i) en (ii) volgt de raad de deken in haar standpunt dat verweerders communicatie zodanig onprofessioneel is dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Uit het dossier volgt dat verweerder zich meerdere keren onfatsoenlijk uitlaat over zijn (voormalige) cliënten. Ook stelt hij zich oneerbiedig op richting de deken. Verweerder laat in zijn communicatie zijn emoties de overhand nemen, waardoor de inhoud van zijn e-mails meer dan eens de grenzen van het betamelijke overschrijden. Bovendien is de intensiteit van zijn communiceren onprofessioneel. Daarbij toont verweerder geen zelfinzicht, want hij verwijst bij ontstane problemen steevast naar tekortkomingen van anderen in plaats van kritisch naar zijn eigen handelen te kijken.

Met betrekking tot bezwaaronderdeel (iii) stelt de raad, op grond van artikel 4.4 lid 5 onder a Voda, vast dat één uur cursus één opleidingspunt oplevert. Verweerder heeft aan de deken een overzicht van afgeronde cursussen overgelegd, waaruit volgt dat hij op 30 mei 2022 in totaal 31 punten heeft behaald en op 31 december 2022 een totaal van 41 punten. Dat betekent dus dat verweerder op 30 mei 2022 in totaal 31 uur en op 31 december 2022 in totaal 41 uur aan cursussen moet hebben gevolgd. Een verklaring van verweerder hoe dit mogelijk is, ontbreekt. Nu een dag uit 24 uur bestaat, houdt de raad het ervoor dat verweerder op voornoemde data kennelijk gelijktijdig meerdere cursussen online heeft gevolgd. Dat betekent dat verweerder niet iedere cursus de benodigde aandacht heeft kunnen geven. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder met het volgen van deze cursussen zijn vakbekwaamheid niet heeft onderhouden. Hiermee heeft verweerder gehandeld in strijd met de kernwaarde deskundigheid.
De raad heeft bezwaargronden (i), (ii) en (iii) gegrond verklaard.

Bij het bepalen van de maatregel is de raad van oordeel dat vooral belangrijk is dat verweerder een verbetering gaat laten zien in zijn manier van communiceren omdat de raad hierover de grootste zorgen heeft. De raad acht het daarom noodzakelijk dat verweerder zich op korte termijn laat bijstaan door een coach met wiens hulp hij zijn emotieregulatie, zelfreflectie en zelfinzicht verbetert. De raad zal als stok achter de deur een voorwaardelijke schorsing opleggen van acht weken. Daaraan zal, naast de algemene voorwaarde, als bijzondere voorwaarde worden verbonden dat verweerder zich door een dergelijke coach laat begeleiden.

ECLI:NL:TADRSGR:2024:77: inbreuk op geheimhouding levert een maatregel op, vanwege de geringe schade wordt de maatregel beperkt tot een waarschuwing. Raad gaat ook in op de wijze waarop deze advocaat communiceert

In deze zaak wordt verweerder onder andere verweten dat hij zich zonder overleg met klager en zonder een afschrift te sturen van zijn brief aan de advocaat van de wederpartij, aan de zaak heeft onttrokken waardoor klager is geschaad in zijn belangen.
De raad stelt vast dat verweerder op 21 november 2022 heeft laten weten de zaak neer te gaan leggen. Klager heeft de volgende dag beaamd dat het beter is dat zijn zaak door een ander dan verweerder verder wordt behandeld. Daarmee is de raad van oordeel dat verweerder de zaak niet zonder overleg heeft neergelegd. In de wijze waarop verweerder de zaak heeft neergelegd, ziet de raad echter wel een gegrond tuchtrechtelijk verwijt. In zijn brief van 24 november 2022 heeft verweerder namelijk aan de wederpartij kenbaar gemaakt de zaak neer te leggen omdat het ‘niet is gelukt om een standpunt van cliënt te verkrijgen’. Verweerder heeft met die motivering zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Hij had moeten volstaan met de mededeling dat hij zich aan de zaak heeft onttrokken (zonder verdere opgaaf van redenen). Ook had klager een kopie van die e-mail moeten ontvangen, aangezien hij recht heeft op zijn volledige dossier. Dat is niet gebeurd. De raad van discipline verklaart dit klachtonderdeel gegrond.

Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden toen hij zich onttrok aan de zaak, door aan de (advocaat van) de wederpartij van klager niet meer mede te delen dan enkel het bericht dat hij niet langer voor klager optreedt. Ook heeft klager geen kopie van dat bericht ontvangen. Bij het bepalen van de maatregel die aan verweerder moet worden opgelegd, weegt de raad mee dat verweerder niet eerder met het tuchtrecht in aanraking is geweest. Ook acht de raad de schending van de geheimhouding beperkt, gelet op de inhoud van de betreffende e-mail. Hoewel de raad de geheimhoudingsplicht als een zware norm beschouwt, acht de raad het onder deze omstandigheden voldoende om de maatregel van een waarschuwing op te leggen.

Daarnaast wordt verweerder verweten klager onvoldoende te hebben bijgestaan, door onjuist te adviseren over de lijfrentepolis en door zich niet in te zetten voor het vinden van een alternatieve formulering voor finale kwijting. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De raad merkt overigens wel op dat het hem vreemd voorkomt dat tussen klager en verweerder nauwelijks overleg is gevoerd over de reden waarom klager tegen het gebruik van de formulering van “finale kwijting” was. Verweerder had er beter aan gedaan om daarover meer vragen aan zijn cliënt te stellen voordat hij overging tot het teruggeven van de opdracht. Gebleken is dat klager namelijk wel kon instemmen met een alternatieve bewoording voor finale kwijting. Het ging hem er ook vooral om dat alles vooraf goed werd geregeld, zodat finale kwijting überhaupt niet aan de orde hoefde te komen. Als dat was uitgevraagd, had verweerder daarmee het onderliggende conflict tussen hem en klager - dat vooral lijkt te zijn ontstaan omdat zij langs elkaar heen praatten - mogelijk kunnen voorkomen.

Verder wordt verweerder verweten klager onheus te hebben bejegend, door in een brief te schrijven: ‘(…) omdat “mijn moeder ook advocaat was en zij mij adviseerde om dat nooit te doen”. Wat een flauwekul!’ Dit klachtonderdeel is ongegrond. De raad begrijpt met de uitleg van verweerder dat hij de moeder van klager niet als ‘flauwekul’ heeft willen wegzetten, maar dat hij daarmee doelde op haar advies om nooit finale kwijting te verlenen. Daarentegen is het invoelbaar dat klager deze bewoording als beledigend heeft ervaren en heeft kunnen opvatten alsof die gericht was tot zijn moeder. Het betreft dus met name een miscommunicatie, zoals de raad ook ter zitting is gebleken. Verweerder had zijn boodschap op een nettere wijze kunnen communiceren met klager. Onder deze omstandigheden, mede gelet op de beoogde bedoeling, komt de raad echter niet tot een gegronde tuchtklacht. Niet iedere miscommunicatie of ongelukkige woordkeuze dient te worden aangemerkt als tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Dat laat onverlet dat verweerder beter op zijn woordkeuze had kunnen letten om daarmee escalatie te voorkomen. Ook had telefonisch of fysiek contact het conflict mogelijk al eerder kunnen oplossen. Dat is helaas niet gebeurd.

ECLI:NL:TADRSGR:2024:80: hardleerse advocaat; nogmaals geschrapt: nergens op reageren en geen toezeggingen aan de cliënt nakomen

Verweerder wordt verweten de belangen van klager onvoldoende te hebben behartigd door de bewijsstukken die klager had, niet in te brengen in de hogerberoepsprocedure en niet te reageren op de vragen van klager en de door klager afgegeven stukken niet retour te zenden.

Vaststaat dat verweerder de bewijsstukken van klager niet heeft ingediend bij het gerechtshof, terwijl voldoende duidelijk is gebleken dat klager dat wel wenste. Verweerder beschikte ook over die bewijsstukken van klager, gelet op de verzoeken van klager om de stukken retour te mogen ontvangen. Hoewel verweerder als dominus litis dient te bepalen welke informatie wel of niet relevant is om in te dienen in een gerechtelijke procedure, dient hij zijn cliënt daarover te informeren en zijn beslissing te motiveren. Niet gebleken is dat verweerder aan klager heeft toegelicht dat én waarom hij de bewijsstukken niet heeft ingediend. Uit het dossier volgt namelijk dat verweerder in zijn geheel niet heeft gereageerd op de verzoeken van klager. Verweerder is daarmee tekortgeschoten in klagers belangenbehartiging.

Verder is ook gebleken dat klager diverse inhoudelijke vragen aan verweerder heeft gesteld. Daarop is, ondanks vele herinneringen van klager, niet gereageerd door verweerder, althans zo volgt uit het aan de raad ter beschikking gestelde dossier. De vragen van klager zagen echter op prangende kwesties voor klager, namelijk over (de bewijsstukken van) het letsel dat klager zegt te hebben opgelopen bij zijn werkgever en het indienen van een medische onderbouwing bij de WAM-verzekeraar over de gevolgen van het verkeersongeluk. Uit het dossier leidt de raad af dat klager zich ook bij de WAM-verzekeraar heeft moeten beklagen over het uitblijven van handelen door verweerder en dat hij zich ‘machteloos’ voelt door de situatie. Ook hierin is verweerder tekortgeschoten in de belangenbehartiging van klager.

De raad neemt bij het bepalen van de maatregel in aanmerking dat verweerder in het (recente) verleden diverse tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd. De raad heeft zich de vraag gesteld of er nog vertrouwen is in het functioneren van verweerder als advocaat. Gelet op het uitblijven van enige vorm van reactie op de klacht van klager en mede in aanmerking genomen dat verweerder al vele jaren consequent niet slaagt in het (goed) communiceren met cliënten of de toezichthoudende instanties, heeft de raad alle vertrouwen in verweerders functioneren als advocaat verloren. Het is niet verantwoord dat (potentiële) cliënten zich nog tot verweerder kunnen wenden voor juridische bijstand en vervolgens plotsklaps door hem in de steek worden gelaten, zoals in het geval van klager. Hoewel verweerder al bij eerdere beslissing (nog niet onherroepelijk) is geschrapt, ziet de raad aanleiding om nogmaals de maatregel van schrapping op te leggen.

De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van schrapping op.

ECLI:NL:TADRSGR:2024:81: voorwaardelijke schorsing voor hardleerse advocaat

In deze zaak wordt verweerder verweten: (a) slecht te communiceren en minimaal bereikbaar te zijn; (b) klaagsters zaak niet voortvarend te hebben opgepakt; en (c) niet transparant te zijn door uren te schrijven voor werkzaamheden die niet met klaagster zijn besproken.

De raad is van oordeel dat verweerder in eerste instantie voldoende voortvarend met de zaak van klaagster aan de slag is gegaan en klaagster voldoende heeft geïnformeerd. Hoewel verweerder na het aannemen van de opdracht niet meteen aan de slag is gegaan, zoals klaagster terecht stelt, acht de raad het tijdsverloop tussen de opdrachtbevestiging en de eerste handeling van verweerder niet dusdanig groot dat verweerder de belangen van klaagster heeft veronachtzaamd. Dat wordt echter anders in de periode na 15 juli 2022. Op verweerders bericht “dan maar naar de rechter lijkt mij” heeft klaagster gereageerd dat zij geen andere optie ziet. De zaak is vervolgens stil komen te liggen totdat klaagster bijna vier maanden later, op 5 december 2022, naar de stand van zaken vraagt. Verweerder reageert hier een week later op en legt dan een dagvaarding aan klaagster voor.

Uit de urenspecificatie van verweerder volgt dat verweerder de dagvaarding kennelijk al in oktober 2022 had opgesteld. Verweerder stelt dat hij deze dagvaarding toen per post aan klaagster heeft verzonden. Nu klaagster betwist de dagvaarding te hebben ontvangen en de raad niet beschikt over een verzendbewijs, kan de raad niet van de juistheid van de stelling van verweerder uitgaan. Daarnaast had verweerder minst genomen moeten informeren bij klaagster of zij de dagvaarding wel had ontvangen, nu er vanuit klaagster geen reactie kwam. De raad is daarom van oordeel dat verweerder in de periode na 15 juli 2022 niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht.

Daarnaast oordeelt de raad dat verweerder klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de door hem verrichte werkzaamheden. Klaagster is bij het ontvangen van de urenspecificatie geconfronteerd met werkzaamheden waarvan zij niet op de hoogte was. Klaagster heeft evenmin het eindproduct van deze werkzaamheden gezien. Het is aan verweerder om afspraken over de aanpak van de zaak schriftelijk aan klaagster te bevestigen en haar te informeren over zijn werkzaamheden, zodat klaagster weet welke werkzaamheden verweerder voor haar uitvoert. Dat heeft verweerder niet gedaan. Klaagster klaagt dan ook terecht over een gebrek een transparantie. Verweerder heeft op dit punt niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht.

De raad heeft de klacht in al haar onderdelen gegrond verklaard. Bij de bepaling van de hoogte van de maatregel weegt de raad het tuchtrechtelijke verleden van verweerder mee. Het tuchtrechtelijk verleden zag eveneens op de communicatie en informatieverstrekking van verweerder. Ten tijde van het behandelen van de zaak van klaagster was verweerder dus een gewaarschuwd mens. In korte tijd na de eerste maatregel is het echter, op vergelijkbare wijze en wederom op het gebied van communicatie en informatieverstrekking, fout gegaan. Om die reden is de raad van oordeel dat niet meer kan worden volstaan met (nogmaals) een berisping.

De raad van discipline legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken op. Deze schorsing wordt geheel voorwaardelijk opgelegd, als stok achter de deur voor verweerder om in het vervolg zijn wijze van communiceren en informatieverstrekking te verbeteren.

ECLI:NL:TADRARL:2024:96: in strijd met de waarheid verklaren bij de rechtbank levert een maatregel op

Verweerster wordt verweten herhaaldelijk in rechte feitelijke informatie te verstrekken waarvan zij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is.

De raad stelt op grond van het klachtdossier en het verhandelde op de zitting van de raad vast dat verweerster in de procedure bij het hof ten onrechte heeft gesteld dat zij bepaalde (in het vonnis van de rechtbank genoemde) stukken niet had ontvangen. Gelet op de beslissing van de rechter en de zeer hoge dwangsom, acht de raad het slordig en onzorgvuldig dat zij die stelling heeft gedaan, kennelijk zonder goed onderzocht te hebben welke stukken zij van klager had ontvangen. Dat het ging om veel stukken die door klager in meerdere delen aan verweerster zijn gestuurd, maakt dat niet anders. Vervolgens is verweerster door de gemachtigde van klager erop gewezen dat zij wel degelijk alle stukken had ontvangen. Ondanks dit bericht heeft verweerster nogmaals gesteld dat zij niet alle stukken van klager had ontvangen. Verweerster heeft dus twee keer gesteld dat zij deze stukken niet van klager heeft ontvangen, terwijl ze - zeker de tweede keer - wist of had moeten weten dat deze stelling niet juist was. Verweerster heeft daarmee naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op.

ECLI:NL:TADRAMS:2024:71: klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. Verweerster heeft een vergaand en voortdurend patroon van onzorgvuldig handelen laten zien in deze zaak. Nu verweerster evenwel een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft en niet is gebleken dat zij klaagster welbewust heeft willen benadelen, acht de raad de maatregel van een waarschuwing met kostenveroordeling passend en geboden. Dat verweerster geen advocaat meer is, staat het opleggen van deze maatregel niet in de weg

In deze zaak wordt verweerster onder meer verweten: (a) niet of laat te reageren, zich niet aan haar eigen toezeggingen te houden en onbereikbaar te zijn; en (b) de datum van het door haar aangevraagde kort geding zes dagen te laat met klaagster gedeeld te hebben, ondanks instructie van de rechtbank en ondanks meerdere terugbelverzoeken van de advocaat van klaagster.

De klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling en behelzen in de kern het verwijt dat door toedoen van verweerster meer spanningen tussen klaagster en haar ex-partner zijn ontstaan en dat haar gedragingen een minnelijke schikking in de weg hebben gestaan.

De raad stelt vast dat verweerster een vergaand en voortdurend patroon van onzorgvuldig handelen heeft laten zien in de behandeling van de zaak tussen klaagster en de ex-partner voor wie verweerster optrad. De raad is met klaagster van oordeel dat verweersters handelwijze onnodig extra spanning tussen klaagster en haar ex-partner heeft veroorzaakt en dat deze handelwijze zich niet verhoudt met de de-escalerende aanpak die van verweerster in een familierechtzaak mocht worden verwacht. Hoewel verweerster meerdere malen haar verontschuldigingen heeft aangeboden voor haar fouten, heeft zij zich onvoldoende gerealiseerd wat het effect was van haar onzorgvuldig handelen op de zaak. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster door haar onzorgvuldige gedragingen de belangen van klaagster onnodig geschaad zonder redelijk doel. Ondanks het bemiddelingsgesprek bij de deken naar aanleiding van de eerdere klachten van klaagster over verweerster en verweersters toezegging om zich in te spannen voor een meer de-escalerende aanpak, heeft verweerster haar handelwijze niet verbeterd.
De raad van discipline verklaart klachtonderdelen a en b gegrond en legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op.
Nu verweerster een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft en niet is gebleken dat zij klaagster welbewust heeft willen benadelen, acht de raad de maatregel van een waarschuwing met kostenveroordeling passend en geboden. Dat verweerster geen advocaat meer is, staat aan het opleggen van deze maatregel niet in de weg.

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)

1. Wat een behoorlijk advocaat betaamt

2. Eigen advocaat

3. Advocaat wederpartij