Update
Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Selectie uitspraken door de NOvA
ECLI:NL:TADRAMS:2023:143: belemmeren deken in toezichthoudende taak leidt tot voorwaardelijke schorsing
Dekenbezwaar. De handelwijze van verweerster in de ook in deze nieuwsbrief behandelde klachtzaak (ECLI:NL:TADRAMS:2023) is aanleiding voor dit dekenbezwaar. Verweerster heeft, na hiertoe meermaals te zijn verzocht, niet gereageerd op de klacht van klager. Vervolgens is zij ook bij een door de deken gearrangeerd gesprek niet verschenen. Klager is wel verschenen en heeft tijdens het gesprek aangekondigd zijn klacht te willen uitbreiden.
De deken heeft gedurende bovenstaande periode tot driemaal toe bij verweerster aangegeven een dekenbezwaar te overwegen. Nadat verweerster op de nieuwe klachtomschrijving met uitbreiding pas heeft gereageerd nadat het onderzoek naar de klacht al was gesloten, heeft de deken op grond van artikel 46f van de Advocatenwet bij de raad een dekenbezwaar over verweerster ingediend. Volgens de deken is verweersters handelen en nalaten in strijd met Gedragsregel 29 en raakt dit aan de kernwaarden integriteit (artikel 10a, eerste lid, onder d, Advocatenwet) en deskundigheid (idem onder c). Voorts heeft de handelwijze van verweerster (i) een adequaat en efficiënt klachtonderzoek onmogelijk gemaakt, althans dit op onaanvaardbare wijze vertraagd en belemmerd; (ii) het tuchtrechtelijk toezicht gefrustreerd; en (iii) het vertrouwen in en de goede naam van de advocatuur geschaad.
Gedragsregel 29 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek, of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, behoudens bijzondere gevallen.
De raad komt op grond van voorgaande feiten en omstandigheden tot het oordeel dat verweerster met haar gedragingen en haar houding tijdens de behandeling van de klachtzaak de deken ernstig heeft belemmerd in haar toezichthoudende taak. De opstelling van verweerster jegens de deken geeft geen blijk van respect en gevoel voor de onderlinge verhoudingen en voor de toezichthoudende en controlerende taak van de deken. Door ook geen verweer te voeren bij de raad, kan de raad niet goed vaststellen of er legitieme redenen zijn voor haar houding en lijkt verweerster haar verantwoordelijkheid als advocaat te ontlopen. Verweerster heeft met haar houding en gedrag laakbaar gedrag vertoond en daarmee het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Zij heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 29 en met de kernwaarden deskundigheid en integriteit, zoals neergelegd in artikel 10 Advocatenwet.
Het dekenbezwaar is gegrond verklaard. En de raad heeft – bij wijze van stok achter de deur – aan verweerster de maatregel van voorwaardelijke schorsing van 26 weken met een proeftijd van twee jaar opgelegd.
ECLI:NL:TADRAMS:2023:142: advocaat wordt onvoldoende professionele distantie verweten
In deze zaak verwijt klager verweerster onder meer dat zij hem is blijven bellen en appen en lange berichten insprak, waarin zij klager 'lieve, lieve, lieve, lieve, lieve, lieve’ noemt, terwijl zij wist dat klager niets meer met haar te maken wilde hebben. Verweerster wilde ook strandwandelingen maken met klager, met hem knuffelen en in zijn ogen kijken. Verweerster voert aan dat zij en klager een lange vriendschappelijke verhouding hadden voordat verweerster klager als advocaat was gaan bijstaan. De contactmomenten die plaatsvonden tijdens de korte periode dat verweerster klager als advocaat heeft bijgestaan, staan in schril contrast met de vele, langdurige contactmomenten die verweerster met klager had vóórdat ze zijn advocaat werd. Verweerster heeft klager herhaaldelijk gebeld, geappt en zijn voicemail ingesproken in een poging contact met hem te leggen. Ze heeft echter geen enkele reactie van klager ontvangen, wat haar verbaasde. Verweerster betoogt dat haar eigenaardige telefoongedrag richting klager destijds werd beïnvloed door extreme vermoeidheid en dat ze bovendien slachtoffer was van cyberpesterijen en/of computervredebreuk. Gezien de politieke aard van de strafzaak waarvan klager verdacht wordt, dacht verweerster dat klager mogelijk vergelijkbare problemen ondervond. Daarom deed ze een emotionele oproep aan hem om elkaar persoonlijk te ontmoeten en de zaak op een normale manier af te sluiten.
De raad begrijpt uit het verweer van verweerster dat ze de verwijten die klager haar in dit klachtonderdeel maakt, niet betwist. Ze geeft slechts een verklaring voor haar gedrag. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster echter onvoldoende professionele distantie ten opzichte van klager in acht genomen en daarmee de grenzen van het betamelijke overschreden. De door verweerster beschreven omstandigheden waarin ze destijds verkeerde, rechtvaardigen deze gedragingen en uitingen niet. Het was haar verantwoordelijkheid om hier op een andere manier mee om te gaan, bijvoorbeeld door hulp in te schakelen, of de zaak onder die omstandigheden niet voort te zetten.
Daarnaast heeft verweerster ook nagelaten klager te informeren dat het OM een hogerberoepszaak had ingepland. Verweerster heeft hiermee niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Rekening houdend met alle omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is.
ECLI:NL:TADRAMS:2023:140: ontbreken van tonen van zelfreflectie wordt meegewogen in een casus waarin de advocaat de rechtbank onjuist heeft voorgelicht
In deze zaak verwijten klagers verweerder onder meer dat hij bij de rechtbank een uitstelverzoek heeft ingediend, dat in strijd is met het procesreglement en bovendien in strijd is met de waarheid. Verweerder heeft daarbij de rechtbank om uitstel verzocht en daarbij de rechtbank bericht dat klagers het door verweerder verzochte uitstelverzoek hadden geweigerd vanwege het late moment van het verzoek, terwijl klagers verweerder nog niet van de uitkomst van hun overleg over het uitstelverzoek in kennis hadden kunnen stellen.
De raad overweegt dat gedragsregel 8 bepaalt dat de advocaat zich zowel in als buiten rechte dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan de advocaat weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is. Verweerder heeft met zijn mededeling aan de rechtbank dat klagers niet akkoord zijn met zijn uitstelverzoek zonder hierover het bericht van klagers af te wachten, de rechtbank in strijd met de waarheid geïnformeerd en daarmee klachtwaardig gehandeld (gedragsregel 8). De tijdsdruk en de aangekondigde negatieve reactie van klagers bieden geen rechtvaardiging voor dit handelen. Bovendien heeft verweerder met zijn berichtgeving aan de rechtbank bezijden de waarheid doen voorkomen alsof hij aan klagers had toegelicht waarom hij uitstel wenste. Van een onderbouwd uitstelverzoek was echter geen sprake. Pas toen klagers hun verbazing uitten over het late verzoek, heeft verweerder toegelicht dat hij die dag nieuwe informatie had ontvangen.
Aangezien het van groot belang is dat een advocaat op zijn woord kan worden geloofd en verweerders handelwijze niet strookt met hetgeen een behoorlijk handelend advocaat betaamt, heeft de raad een waarschuwing opgelegd. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat verweerder ook geen zelfreflectie heeft getoond ten aanzien van hetgeen hem wordt verweten.
ECLI:NL:TADRSHE:2023:94: optreden van de advocaat in een andere hoedanigheid en het tuchtrecht: curator krijgt een gegronde klacht: vertrouwen in de advocatuur geschaad door niet te betalen en 15 maanden niet te reageren
Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator. Verweerder treedt op als curator in een faillissement. Klaagster heeft het immaterieel actief van de boedel van de failliete onderneming gekocht waaronder technische tekeningen. Bij klaagster zijn door (een kantoorgenoot van) verweerder afdrukken van tekeningen opgevraagd, welke klaagster bij verweerder heeft aangeleverd. Klaagster stuurt verweerder voor deze werkzaamheden een factuur en vervolgens diverse betalingsherinneringen. Verweerder heeft de factuur niet betwist en niet gereageerd op de factuur, noch op de betalingsherinneringen. De rechter-commissaris heeft de kwestie op verzoek van klaagster onder verweerders aandacht gebracht. In reactie hierop heeft verweerder aangeboden om de helft van het bedrag te betalen onder voorwaarde dat geen tuchtklacht wordt ingediend, maar dat aanbod heeft klaagster afgewezen.
Volgens klaagster heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet, omdat hij niet bereid is de kosten voor klaagsters werkzaamheden te betalen en meer dan een jaar niet heeft gereageerd op klaagsters herhaalde verzoeken om betaling. De raad overweegt het volgende: “Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem gelden, dat indien die advocaat zich bij de vervulling van diens andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden (HvD 5 augustus 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:131).” Deze maatstaf brengt voor het handelen van een advocaat als curator met zich mee, dat niet snel van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zal zijn.
De raad is in deze zaak echter van oordeel dat verweerder – door de factuur onbetaald te laten en gedurende vijftien maanden niet op deze factuur en betalingsverzoeken te reageren – het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad en legt de maatregel van berisping op.
Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)