Rechtspraak
Raadbeslissing, dekenbezwaar. Voor de raad weegt zwaar dat verweerder niet helder is in de communicatie richting zijn cliënten over de door hem in rekening te brengen werkzaamheden. Hij verricht veel meer werkzaamheden dan van een advocaat mag worden verwacht en al deze werkzaamheden declareert hij ook, waardoor rekeningen soms hoog oplopen. Verweerder heeft daarbij verschillende ‘petten op’; die van advocaat, doorverwijzer en ‘coachende’ hulpverlener. Daarnaast is hij ook (indirect) verhuurder, waarbij in voorkomende gevallen de kans bestaat dat er een tegenstrijdig belang ontstaat als hij in die hoedanigheid handelt met (voormalig) cliënten. Verweerder lijkt echter niet in te zien dat hij zijn werkwijze dient te herzien. Uit de reeks van klachten, waarvan ook al een deel gegrond is verklaard, volgt een patroon. Dat patroon lijkt verweerder zelf niet te kunnen breken, nu veel van de klachten op hetzelfde zien: onduidelijke informatie, hoge declaraties voor juridisch ogenschijnlijk niet heel ingewikkelde zaken en werkzaamheden die vallen buiten hetgeen tot het normale takenpakket van een advocaat hoort. De klachten en het dekenbezwaar raken de kernwaarden van de advocatuur, die door verweerder door zijn handelswijze zijn geschonden. Gelet op de hoeveelheid klachten, het patroon daarin en de eerder opgelegde maatregelen is de raad van oordeel dat in deze de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de periode van acht weken passend en gebonden is, met een proeftijd van twee jaar.