Naar boven ↑

Rechtspraak

De raad heeft vastgesteld dat verweerder in de onderliggende procedure meermaals belastende stellingen over klager, de wederpartij van zijn cliƫnte, heeft geponeerd waarvan niet is gebleken dat deze juist waren. Ook heeft hij in deze klachtprocedure vergaande belastende uitspraken over klager gedaan. Dit heeft hij gedaan in zijn schriftelijke verweer aan de deken en op de zitting van de raad. Vooral dit laatste handelen van verweerder neemt de raad hem ernstig kwalijk. Het optreden van verweerder tijdens de zitting van de raad, waarbij verweerder zijn eerdere ongefundeerde beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag jegens klager met nieuwe, eveneens ongefundeerde aantijgingen heeft uitgebreid, toont aan dat verweerder het verwijtbare en het onaanvaardbare van zijn handelen niet inziet. Ook zijn opmerkingen op de zitting in de richting van de voorzitter getuigen van een houding die niet past bij een advocaat. Gelet op de aard en de ernst van dit handelen van verweerder is de raad van oordeel dat alleen een deels onvoorwaardelijke schorsing passend is. De raad legt een schorsing op van 12 weken waarvan 6 weken voorwaardelijk.