Rechtspraak
Dekenbezwaar. De deken verwijt verweerster dat zij herhaaldelijk niet of niet tijdig voldoet aan verzoeken van de deken om inlichtingen en dat verweerster met die opstelling de deken op onaanvaardbare wijze belemmert in haar toezichthoudende taak. Daarnaast wordt verweerster verweten dat zij tweemaal op een zitting van de raad inzake een tegen haar gericht 60b-verzoek, in strijd met de waarheid heeft verklaard. Voor het verwijt inzake het belemmeren van de deken in haar toezichthoudende taak is verweerster reeds op grond van het 60b-verzoek van de deken op 9 september 2024 door de raad voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van haar praktijk (de zaak met nummer 24-459/A/A). In de onderhavige zaak erkent verweerster dat zij met haar handelen en nalaten de deken in haar toezichthoudende taak belemmert. Dit bezwaaronderdeel wordt reeds daarom gegrond verklaard. Daarnaast stelt de raad vast dat verweerster, anders dan zij had verklaard, inderdaad zonder bericht afwezig is geweest bij een getuigenverhoor en dat zij tevens in strijd met de waarheid heeft verklaard dat zij al haar strafzaken had overgedragen aan een andere advocaat. Verweerster heeft zich nog beroepen op verdrietige persoonlijke omstandigheden, welke door de raad wel worden gezien maar naar het oordeel van de raad geen rechtvaardiging vormen voor het handelen van verweerster. Aan verweerster wordt daarom als maatregel een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van haar praktijk van zes weken opgelegd, welke ingaat nadat de schorsing op grond van het 60b-verzoek is geƫindigd.