Naar boven ↑

Rechtspraak

Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerster heeft het verweer gevoerd dat klager niet in de klacht kan worden ontvangen omdat de onderhavige klacht betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex als waarover klager reeds in 2018 bij de deken een klacht heeft ingediend. Nu deze klacht destijds echter niet is doorgezonden aan de raad van discipline, doet de situatie van artikel 47b Advocatenwet zich naar het oordeel van de voorzitter niet voor: er is in die klachtprocedure immers geen tuchtrechtelijke eindbeslissing in de zin van die bepaling genomen. Het niet (tijdig) betalen van het griffierecht als bedoeld in artikel 46e van de Advocatenwet leidt evenmin tot niet-ontvankelijkheid als dezelfde klacht later opnieuw wordt ingediend (Hof van Discipline 8 september 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:151). De klacht is deels niet-ontvankelijk op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet en deels kennelijk ongegrond omdat niet is gebleken dat de kwaliteit van verweersters dienstverlening ondermaats is geweest.