Rechtspraak
Dekenbezwaar. Uit de door de deken aangevoerde omstandigheden volgt dat verweerder onvoldoende blijk geeft van een betamelijke, onafhankelijke en professionele beroepsuitoefening. Verweerder komt daardoor herhaaldelijk in conflict met rechters en personeel van PI’s en overschrijdt daarbij de grenzen van het betamelijke. Verweerder toont geen respect voor de regels en de (volle) agenda’s van de ketenpartners in strafzaken en geeft de indruk van mening te zijn dat alle partijen voor zijn persoonlijke praktijkvoering moeten wijken. Dit heeft er onder meer toe geleid dat hem de toegang tot diverse PI’s is ontzegd. De raad acht dat ernstig, temeer nu verweerder het laakbare van zijn handelwijze niet in lijkt te zien en de zorgelijke signalen eerder toe- dan afnemen. Met zijn houding heeft verweerder niet alleen de belangen van derden onnodig geschaad, maar ook die van zijn eigen cliënten en het algehele vertrouwen in de advocatuur. De raad neemt met name hoog op dat door verweerders handelen de uitzonderingspositie voor advocaten om digitale gegevensdragers naar de PI’s mee te mogen nemen in gevaar kan worden gebracht, juist in een periode waarin de vertrouwelijke communicatie tussen gedetineerden en hun advocaten al onder druk staat. De signalen zijn ieder voor zich wellicht onvoldoende voor het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel, maar het terugkerende karakter ervan en de jonge leeftijd en relatieve onervarenheid van verweerder als advocaat maken dat de raad met de deken van oordeel is dat enige hulp en begeleiding van verweerder door een onafhankelijke derde geboden is. Voorwaardelijke schorsing van vier weken met als bijzondere voorwaarde het volgen van een coachingstraject.