Rechtspraak
Raadsbeslissing. Klacht over overtreding gedragsregel 22. De raad is van oordeel dat verweerder zich zowel voorafgaand als na afloop van het getuigenverhoor had moeten onthouden van verdergaand contact met klager dan het schudden van diens hand. Het op min of meer indringend wijzen op de consequenties die het overtreden van de geheimhoudingsverplichting voor klager zou hebben was naar het oordeel van de raad onnodig, omdat die consequenties bij klager bekend mochten worden verondersteld en de netelige positie waarin klager zich bevond zou nu juist in de zittingszaal ten overstaan van de rechter worden besproken. In zoverre is de klacht gegrond. Voor het overige is de klacht ongegrond omdat de feitelijke grondslag daarvoor ontbreekt. Omdat de raad in de zaak met kenmerk 24-040/DB/OB, waarin vandaag eveneens een beslissing wordt gegeven, reeds een maatregel aan verweerder oplegt, ziet de raad in de onderhavige zaak af van het opleggen van een maatregel.