Naar boven ↑

Rechtspraak

Voorzittersbeslissing. Klager en zijn juridisch adviseur - klager 2 - hebben zich samen beklaagd over de handelwijze van verweerder in diens hoedanigheid van deken in het arrondissement Rotterdam bij behandeling van klachtzaken van klager 1 over twee advocaten. Op grond van de stukken en gelet op het verweer is de voorzitter gebleken dat verweerder de Advocatenwet en de voor de hem geldende Leidraad heeft gevolgd bij de behandeling van de twee klachtzaken van klager 1. Zoals in de Leidraad staat kan een deken zijn verwachting uitspreken over het oordeel van de raad. Verweerder heeft gesteld dat van de Raad van Discipline Den Haag, waar hij zijn klachtdossiers moet aanbieden, wordt verwacht dat hij een dekenvisie geeft en dat hij dat daarom ook heeft gedaan na afronding van de onderzoeken. Daarnaast is de voorzitter uit de overgelegde correspondentie gebleken dat verweerder duidelijk met klager(s) heeft gecommuniceerd over het sluiten dan wel na repliek doorzenden van de klacht van klager 1 over een van de twee beklaagde advocaten, mr. R. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is dan ook geen sprake. De voorzitter is er ambtshalve mee bekend dat klager 2 als juridisch adviseur ook namens andere cliënten vergelijkbare klachten heeft ingediend over verschillende dekens over vrijwel vergelijkbare gedragingen van die dekens, terwijl die dekens handelen conform de geldende regels. Zo ook in klachtzaak 23-772/AL/NN waarin op dezelfde dag uitspraak wordt gedaan. De voorzitter wijst klager 2 erop dat hij er ernstig rekening mee moet houden dat een volgende klacht namens zichzelf en/of namens een cliënt over een deken over (ongeveer) dezelfde feiten en gedragingen niet meer in behandeling zal worden genomen door de deken en/of de raad c.q. de voorzitter vanwege misbruik van klachtrecht.