Rechtspraak
Klacht tegen advocaat die de belangen behartigt van zijn kantoor en tegen dit kantoor. De raad heeft de klachten van klagers ongegrond verklaard. Klagers komen in beroep tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen c) en e).
Klachtonderdeel c):
Verweerders wordt verweten dat nadat een door verweerster sub 2 gemaakte fout was verjaard, verweerder sub 1 namens verweerster sub 2 een incassoprocedure is gestart tegen klagers. De raad heeft geoordeeld dat het verweerders vrijstond om een incassoprocedure te starten en zij hiermee binnen de grenzen van hun vrijheid als wederpartij zijn gebleven. Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van dit klachtonderdeel te komen dan die van de raad. Verkorte bekrachtiging.
Klachtonderdeel e):
Verweerder sub 1 wordt verweten dat hij grievende uitlatingen heeft gedaan over klager sub 1 in het tijdschrift Quote. Het hof stelt voorop dat de uitlatingen die verweerder sub 1 tegen de journalist van Quote over klager sub 1 heeft gedaan, moeten worden bezien in het licht van de historie die tussen partijen bestaat en tegen de achtergrond van het tussen partijen gerezen geschil over de betaling van declaraties. Het hof benadrukt dat van een advocaat, die de belangen behartigt van zijn kantoor (maatschap) in een (incasso)procedure tegen een (rechts)persoon, die hij eerder zelf als advocaat heeft bijgestaan, een grote mate van zorgvuldigheid verlangd mag worden. Er wordt vanuit gegaan dat verweerder sub 1 tegenover de journalist van Quote over klager sub 1 heeft gezegd dat ‘hij de tent heeft leeggetrokken’. Het hof is van oordeel dat voor verweerder sub 1 geen goede reden bestond om aan de journalist van Quote een dergelijke mededeling te doen, zo er überhaupt al aanleiding was om de journalist te woord te staan. Nu de vragen van de journalist betrekking hadden op (de middellijk bestuurder van) een voormalig cliënte van verweerster sub 2, had het voor verweerder sub 1 in de rede gelegen zich van commentaar te onthouden. Indien er desalniettemin aanleiding zou zijn geweest om op vragen van de betreffende journalist te reageren, had verweerder sub 1 zich terughoudend dienen op te stellen. Dat heeft hij niet gedaan. De uitlatingen van verweerder sub 1 waren naar het oordeel van het hof niet nodig, want zij dienden geen redelijk doel. De uitlatingen waren jegens klager sub 1 ook grievend, omdat niet gebleken is dat klager sub 1 AAA insolvabel heeft gemaakt. Het hof komt hiermee tot de conclusie dat verweerder sub 1 zich onnodig grievend over klager sub 1 heeft uitgelaten.
Beroep deels gegrond en klachtonderdeel e) alsnog gegrond verklaard. In zoverre vernietiging van de uitspraak van de raad. Aan verweerder sub 1 wordt de maatregel van berisping opgelegd.