Rechtspraak
Raadsbeslissing; Verweerder heeft wegens schending van gedragsregel 15 in strijd gehandeld met artikel 46 Advocatenwet. Ook heeft verweerder de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid neergelegd in artikel 10a Advocatenwet geschonden. De raad heeft vastgesteld dat de Hamburgse vestiging van het kantoor van verweerder van 2013 tot in 2020 bijstand heeft verleend aan klaagster. Op grond van gedragsregel 15 lid 6 stond het verweerder, die deel uitmaakt van hetzelfde samenwerkingsverband (het kantoor) als zijn collega’s van de Hamburgse vestiging daarom in beginsel niet vrij om op te treden tegen klaagster als voormalig cliënte van het kantoor in Hamburg. Van het uitgangspunt ‘geen bijstand, tenzij’ kan de advocaat op grond van gedragsregel 15 lid 3 alleen afwijken als is voldaan aan elk van drie hierin genoemde voorwaarden. Daaraan is niet voldaan. Hoewel uit de stellingen van verweerder weliswaar volgt dat het niet gaat om één en dezelfde zaak, hangen de zaken waarin het Hamburgse kantoor klaagster heeft bijgestaan wel nauw samen met de zaken waarin verweerder tegen klaagster optreedt. Ook is komen vast te staan dat het Hamburgse kantoor beschikt over vertrouwelijke informatie die relevant zou kunnen zijn voor de zaken die verweerder thans behandelt tegen klaagster. Dat deze informatie niet met verweerder is gedeeld door het Hamburgse kantoor, is niet relevant. Het in gedragsregel 15 neergelegde verbod vereist niet dat de (voormalig) advocaat de aan hem toevertrouwde informatie daadwerkelijk gebruikt. De enkele mogelijkheid dat de (voormalig) advocaat genoemde informatie kan gebruiken bij het behartigen van een tegenstrijdig belang is al voldoende om de vertrouwensrelatie tussen cliënt en advocaat te ondermijnen (Hof van Discipline 26 januari 2018, 170212, ECLI:NL:TAHVD:2018:12). Tot slot geldt dat vast is komen te staan dat klaagster bezwaren heeft geuit en dat klaagsters bezwaren naar het oordeel van de raad gelet op al hetgeen is overwogen ook redelijk zijn. De raad ziet in deze omstandigheden ondanks het blanco tuchtrechtelijk verleden van verweerder aanleiding een berisping op te leggen met kostenveroordeling.