Rechtspraak
Raadsbeslissing. Voortzetting artikel 47a Advocatenwet. De deken is daarbij als klager aangemerkt. Verweerder is een van de beide bestuurders van de Stichting Derdengelden van een kantoorgenoot. Deze kantoorgenoot - tevens de patroon van verweerder - heeft, als behandeld advocaat in een zaak, het bestuur van de Stichting opdracht gegeven voor de betaling van een drietal bedragen. Verweerder heeft zijn patroon in die zaak bijgestaan en in die zin was hij ook behandelend advocaat, maar die bijstand was van ondersteunende aard. Zijn patroon voerde de procedure en onderhield de contacten met de client. De werkzaamheden van verweerder beperkte zich tot hulp bij het opmaken van processtukken en voeren van correspondentie. De klacht ziet erop dat de gelden op de derdengeldenrekening niet zijn overgemaakt naar de rechthebbende ondanks dat verweerder wist dat er een discussie was over de uitbetaling van de gelden. De raad overweegt dat de klacht ziet op de kernwaarde (financiële) integriteit, volgend uit de artikel 10a lid 1 sub d in samenhang met artikel 46 van de Advocatenwet. Financiële integriteit komt er samengevat op neer dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Artikel 6.19 lid 1 Verordening op de advocatuur is daarvan een nadere invulling en daaruit volgt dat de advocaat er zorg voor draagt dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende. Indien een advocaat bestuurder is van een stichting derdengelden, maakt hij derdengelden onmiddellijk over aan de rechthebbende, zodra daartoe door of namens de behandelend advocaat opdracht is te geven (artikel 6.23 lid 3 Verordening). Dat de behandelend advocaat de patroon was van verweerder en dat verweerder op dat moment stagiair-ondernemer was maakt dat er een enigszins afhankelijke positie van verweerder was. Verweerder ontving de informatie betreffende de overboeking van zijn patroon die feitelijk de behandelend advocaat was. Dat betekent echter niet dat verweerder in zijn hoedanigheid van bestuurder van de Stichting Derdengelden geen eigen verantwoordelijkheid heeft. Hij dient zich er van te vergewissen dat de gelden worden overgemaakt aan de rechthebbende, in dit geval zeker nu hij werkzaam is op hetzelfde kantoor als de behandelend advocaat en die advocaat in diens behandeling van de zaak heeft ondersteund. Dat verweerder ten tijde op de hoogte zou zijn van discussies over die gelden is de raad niet gebleken. Gelet op het zelfinzicht van verweerder ter zitting, de positie van verweerder ten opzichte van de behandelend advocaat die tevens zijn patroon was en het ontbreken van een tuchtrechtelijk verleden, legt de raad geen maatregel op.