Naar boven ↑

Rechtspraak

De raad heeft geoordeeld dat verweerster haar cliënte volstrekt onvoldoende heeft geïnformeerd over de zaak en heeft werkzaamheden verricht die in onvoldoende verband stonden met de opdracht en zonder haar cliënte daarvan op de hoogte te stellen. De raad rekent dat verweerster zwaar aan. Gelet op de ernst van dit handelen, acht de raad de oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden. De raad ziet gelet op de mate waarin verweerster jegens klaagster is tekortgeschoten, het feit dat verweerster haar hierboven genoemde werkzaamheden (grotendeels) wel heeft gedeclareerd en de kenbare wens van klaagster om dit aan verweerster betaalde geld terug te ontvangen, aanleiding om te bepalen dat verweerster (ongeveer) de helft van het gedeclareerde bedrag aan klaagster terug dient te betalen. Daarom zal de raad aan de voorwaardelijke schorsing een bijzondere voorwaarde verbinden, namelijk dat verweerster aan klaagster een vergoeding van € 6.000 zal betalen.