Rechtspraak
Samenvatting: Klacht en dekenbezwaar over declareren aan klager én via een toevoeging aan de RvR gegrond. Bekrachtiging beslissing raad met verzwaring van de maatregel. Klager is ontvankelijk: in het algemeen heeft een rechtzoekende belang bij de klacht dat er dubbel is gedeclareerd, niet alleen bij hemzelf maar ook op zijn naam bij de RvR. Als verweerder al met klager zou hebben besproken dat klager afstand deed van zijn recht op gefinancierde rechtsbijstand, laat dit de klacht over dubbel declareren onverlet. Vast staat dat verweerder klager declaraties heeft gezonden, dat klager in aanmerking kwam voor een toevoeging en dat verweerder op de toevoeging drie keer extra uren heeft aangevraagd, dat hij de toevoeging heeft gedeclareerd en dat deze is uitbetaald. De stelling van verweerder dat het per ongeluk is gebeurd is ongeloofwaardig. Niet gebleken dat de toevoeging (en de daarop gebaseerde vergoeding) is ingetrokken. Verweerder heeft aldus gehandeld in strijd met gedragsregel 18 lid 2 en artikel 4 lid 2 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand. Door zowel aan klager als aan de RvR te declareren heeft verweerder laakbaar gehandeld en het vertrouwen in zijn functioneren bijna onherstelbaar geschaad. Het hof legt 12 weken schorsing, waarvan zes voorwaardelijk op (raad: vier maanden voorwaardelijk), met behoud van de door de raad opgelegde bijzondere voorwaarden (vergoeding aan klager van de door klager als gevolg van de declaraties geleden schade tot de maximumhoogte van het in artikel 48b lid 1 Advocatenwet genoemde bedrag van € 5000,- door overboeking op klagers bankrekening binnen twee weken en creditering van de aan klager gestuurde declaraties voor het totaal gefactureerde bedrag, dus ook boven het bedrag van € 5000,-).