Rechtspraak
Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Klaagster verwijt verweerder in klachtonderdeel a) dat verweerder de zaak niet op toevoeging heeft behandeld, zoals wel was afgesproken. In klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder dat door hem geen declaratie is ingediend. De raad is van oordeel dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn. Het getuigt niet van zorgvuldigheid om eerst een toezegging te doen dat om een toevoeging wordt gevraagd, en hiertoe vervolgens niet over te gaan, maar hiermee is de grens van klachtwaardig handelen nog niet overschreden, ook al omdat verweerder de gevolgen zelf snel heeft hersteld. Verweerder heeft overtuigend uitgelegd dat sprake is geweest van een fout. Het in rekening gebrachte bedrag is aan verweerder gecrediteerd en klaagster heeft dan ook geen nadeel ondervonden van het door verweerder niet aanvragen van de toevoeging. Ook blijkt uit het voorgaande dat verweerder de declaratie aan klaagster heeft gestuurd en dat klaagster deze declaratie ook heeft ontvangen. In klachtonderdeel c) verwijt klaagster verweerder dat hij het dossier toen er onvrede was over de behandeling, zelf heeft gesloten en er verder niet meer met klaagster over heeft gesproken. De raad is van oordeel dat klachtonderdeel c) ook ongegrond is. Verweerder heeft voldoende duidelijk gemaakt wat het plan van aanpak behelsde. Verweerder heeft daarbij meteen aangegeven dat het inwinnen van advies van een medisch adviseur essentieel was voor de procedure. Op dit punt ontstond echter verschil van inzicht tussen klaagster en verweerder. Verweerder heeft hierop per brief aan klaagster aangegeven dat hij zich terugtrok en hij heeft in deze brief ook een uitleg aan klaagster gegeven over de door klaagster te volgen stappen.