Rechtspraak
Klacht over advocaat van de wederpartij in familiezaak. Verweerster heeft met het verweerschrift d.d. 25 augustus 2021 de conclusie van antwoord d.d. 3 oktober 2019, waarvan productie 5 deel uitmaakte, wederom in het geding gebracht. Hierdoor heeft verweerster zich onnodig grievend uitgelaten en niet gewaakt voor onnodige polarisatie. Het handelen waarover klager in de onderhavige klachtzaak klaagt betreft het optreden van verweerster in de uithuisplaatsingsprocedure, meer specifiek de inhoud van het verweerschrift d.d. 25 augustus 2021, en derhalve ander handelen, dan het handelen waarover de raad heeft geoordeeld in de beslissing d.d. 17 januari 2022. Het door verweerster genoemde ne bis in idem beginsel, zoals vastgelegd in artikel 47b Advocatenwet, staat dan ook niet aan de tuchtrechtelijke beoordeling van het optreden van verweerster in de uithuisplaatsingsprocedure in de weg. In zoverre gegrond. De raad heeft bij beslissing d.d. 17 januari 2022 voor het overleggen van productie 5 als bijlage bij de conclusie van antwoord d.d. 3 oktober 2019 reeds aan verweerster een waarschuwing opgelegd. Indien in die klachtprocedure, ook het in de onderhavige klachtprocedure gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt aan de raad ter beoordeling was voorgelegd – wat goed mogelijk was nu dit feit ruim voor dat oordeel van de raad is gepleegd - zou dit in die klachtprocedure naar alle waarschijnlijkheid niet tot oplegging van een zwaardere maatregel hebben geleid. Om die reden ziet de raad in dezen af van het opleggen van een maatregel.