Naar boven ↑

Rechtspraak

Verzetbeslissing. De verzetgronden slagen niet. Klager heeft in zijn verzetschrift grotendeels herhaald wat hij ook in zijn klacht al naar voren had gebracht. De uitleg die klager geeft aan de termijn voor het indienen van een klacht als bedoeld in artikel 46g lid 2 AW gaat niet op en zijn betoog mist bovendien feitelijke grondslag. Naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 maart 2018 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld. Op grond van dezelfde informatie had klager ook (tijdig) een klacht over verweerder bij de deken kunnen indienen. Klager was toen immers al redelijkerwijs bekend met de voor hem mogelijk negatieve gevolgen van het handelen van verweerder. Daarvoor was het niet nodig om te wachten op de definitieve civielrechtelijke uitkomst van de afhandeling van de aansprakelijkstelling. Verder was het niet de verantwoordelijkheid van het kantoor van verweerder om klager te wijzen op de tuchtrechtelijke termijnen voor het indienen van een klacht bij de deken. Geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding toelaatbaar wordt geacht. De voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.