Rechtspraak
Wrakingsverzoek en misbruik van wrakingsmiddel.
Wraking van de wrakingskamer is buiten behandeling gesteld.
De wrakingskamer leidt uit het wrakingsverzoek af dat verzoeker veronderstelt dat verweerders al een beslissing hebben genomen op zijn intrekkingsmededeling en dat de uitspraak in de hoofdzaken op 16 januari 2023 zou volgen. De wrakingskamer kan verzoeker daarin niet volgen. Uit de betreffende mail kan geenszins de conclusie worden getrokken die verzoeker daaraan verbindt. Er wordt immers geen melding gemaakt van een al genomen beslissing. Anders dan verzoeker stelt, is het niet aan de appellant om te bepalen of zijn beroep ook wordt ingetrokken, maar aan het hof. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 4.9 van het procesreglement van 1 augustus 2022 blijkt uit vaste jurisprudentie van het hof dat het hof bepaalt of een (verzoek tot) intrekking wordt gehonoreerd of niet. Het hof – in dit geval de gewraakte kamer – is dan ook bevoegd om een beslissing te nemen op de intrekkingsmededeling van verzoeker.
De wrakingsgrond van verzoeker dat verweerder 1 niet langer enige beslissing mag geven, omdat hij per 31 december 2022 is gedefungeerd treft geen doel. In de artikelen 46b lid 11 jo 51 lid 5 Advocatenwet is immers in deze situatie voorzien.
Het wrakingsverzoek is kennelijk ongegrond.