Naar boven ↑

Rechtspraak

Ambtshalve voortzetting van zaak 22-360.

Verweerder heeft een veelheid van fouten gemaakt. Verweerder is ernstig tekort geschoten in zijn bijstand aan mevrouw H en hij heeft haar daarmee mogelijk schade toegebracht. Verweerder heeft de afspraken die hij maakte met mevrouw niet schriftelijk bevestigd en haar niet (tijdig) op de hoogte gehouden van de voortgang van zijn werkzaamheden. Verweerder heeft een contante betaling in ontvangst genomen zonder hiervan melding te maken aan de deken en hij heeft de financiën niet voortvarend afgewikkeld toen de bijstand aan mevrouw H was geëindigd. Verweerder heeft een beroepsfout gemaakt en heeft na ontdekking daarvan niet voortvarend en adequaat gehandeld. Ook heeft verweerder mevrouw H. zonder afspraak thuis bezocht. Naar het oordeel van de raad zijn de kernwaarden deskundigheid en financiële integriteit in het geding. Met zijn handelen heeft verweerder schade toegebracht aan het vertrouwen in de advocatuur. Dat verweerder de zaak met mevrouw H heeft geregeld, verontschuldigt hem niet. Bij het bepalen van de maatregel heeft de raad echter wel rekening gehouden met de met mevrouw H getroffen regeling. De raad legt aan verweerder de maatregel op van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken.