Naar boven ↑

Rechtspraak

Verweerder heeft niet in strijd gehandeld met artikel 46 Aw in samenhang met gedragsregel 6 lid 2. Klager is in april 2020 bij vonnis van de rechtbank veroordeeld om binnen acht maanden daarna onrechtmatige overbouwing ongedaan te maken op verbeurte van een dwangsom. Dat vonnis is conform artikel 611a lid 3 Rv aan klager betekend. Klager is dat vonnis niet nagekomen, waardoor vanaf januari 2021 de aan hem opgelegde dwangsommen zijn gaan lopen. Verweerder heeft na overleg met zijn cliënt niet ingevorderd maar gewacht op het hoger beroep. Daarin is het vonnis bekrachtigd. In het betekeningsexploot van het arrest is aan klager, op verzoek van verweerder, bevel tot betaling (binnen twee dagen) gedaan van de maximaal door klager verbeurde dwangsommen van € 100.000,-. Na uitblijven van betaling heeft verweerder executoriaal beslag op het woonhuis van klager laten leggen. Dat mocht verweerder naar het oordeel van de raad, zonder kennisgeving vooraf aan klager of zijn advocaat, zo doen, omdat klager al na betekening van het vonnis in 2020 bekend was met het mogelijk verbeuren van dwangsommen bij niet nakoming van dat vonnis. Of verweerder onrechtmatig executoriaal beslag heeft gelegd, is ter beoordeling van de civiele rechter. Verweerder heeft na overleg met zijn cliënt in verband met de aangekondigde cassatie het beslag doorgehaald. Daarmee heeft hij in het belang van zijn cliënt gehandeld maar zeker ook rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager, wat daar ook van zij. Klachten ongegrond.