Rechtspraak
Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. De klachtonderdelen over het handelen van verweerder in de periode 2013 tot en met 2017 zijn niet-ontvankelijk, omdat klager die te laat bij de deken heeft ingediend. Het klachtonderdeel over grievende uitlatingen van verweerder in processtukken is voor een deel niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond. Uit de bewuste processtukken blijkt dat verweerder daarin het standpunt van zijn cliënte verwoordt in een zaak waarin klager om de onderbewindstelling van zijn tante heeft gevraagd. Dat verweerder in reactie daarop in het belang van zijn cliënte in niet mis te verstane bewoordingen uiteen heeft gezet hoe zijn cliënte over klagers verzoek denkt, is niet onbegrijpelijk. Daarbij is het niet gebleken dat bepaalde woorden waar klager zich door gegriefd voelt, zoals ‘stief adoptieneven’ en ‘hebzucht’, door verweerder zijn bedacht. Verweerder heeft daarbij echter niet de grenzen van het betamelijke overschreden. Ook de passages in zijn verweer op de klacht waarin verweerder aan klager refereert, kunnen niet als onnodig grievend worden gekwalificeerd. Verweerder heeft min of meer het standpunt van zijn cliënte herhaald en toegelicht hoe zijn cliënte over het door klager ingediende verzoek tot onderbewindstelling dacht. Daar kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt van worden gemaakt.