Naar boven ↑

Rechtspraak

Raadsbeslissing. Gegronde klacht over de rol van verweerder als advocaat-onderzoeker. Verweerder is door een bedrijf ingeschakeld om onderzoek te doen naar mogelijke fraude onder het bestuur van klaagster, die voor haar ontslag bij dat bedrijf werkzaam was als directeur. De voorzieningenrechter heeft in een van de vele procedures tussen klaagster en haar ex-werkgever geoordeeld dat het de werkgever verboden was langer gebruik te maken van de privé-gegevens die zich bevinden in de e-mailaccounts van klaagster en in andere privé stukken die zich op het kantoor bevinden. Het verbod stond niet in de weg aan een fraudeonderzoek door een onafhankelijk bureau. Klaagster heeft verweerder verweten dat hij niet kwalificeert als onafhankelijk bureau in de zin van dat vonnis, omdat hij niet voldeed aan de zware eisen die gelden voor een advocaat die handelt als onafhankelijk advocaat-onderzoeker. Naar het oordeel van de raad doelde de voorzieningenrechter in zijn vonnis met een onafhankelijk bureau niet op een werkgeversonderzoek door een advocaat die zich daarin alleen onafhankelijk ten opzichte van zijn cliënt-werkgever opstelde, maar had de voorzieningenrechter met het begrip onafhankelijk bureau het oog op een instantie die met goedvinden van beide partijen kan opereren. Als bij uitstek deskundig op het terrein van ondernemingsonderzoeken, mocht van verweerder verwacht worden dat hij dit verschil in onafhankelijkheid onderkende en dat hij zijn opdrachtgever en derden in heldere bewoordingen hierover informeerde. Verweerder heeft dit niet gedaan, maar juist geprobeerd beide hoedanigheden te combineren: zowel de hoedanigheid van onafhankelijk onderzoeker in de zin van het vonnis, met daarmee de mogelijkheid tot inzage en gebruik van de e-mailaccounts van klaagster en andere van haar privé-gegevens, als de hoedanigheid van advocaat van het bedrijf, met daarmee de mogelijkheid deze informatie ten behoeve van alleen het bedrijf jegens o.a. klaagster te gebruiken. Hiermee heeft verweerder geen acht geslagen op gedragsregel 9 die voorschrijft dat een advocaat ervoor dient te zorgen dat er geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt. Daarmee heeft verweerder in strijd gehandeld met de betamelijkheidsnorm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet. Maatregel van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier maanden en kostenveroordeling opgelegd.