Naar boven ↑

Rechtspraak

Op basis van de overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan. Verweerder mocht naar het oordeel van de raad op grond van de aan hem verstrekte beperkte opdracht de executie van (een deel van) de beschikking van 10 januari 2019 namens klager in gang zetten. In het belang van klager heeft hij dat vervolgens ook gedaan. Van onnodig procederen, in de zin van onnodige werkzaamheden, is geen sprake geweest. Verweerder wist niet meteen bij aanvang van de opdracht, en kon op basis van de van klager ontvangen informatie ook niet weten, dat tussen klager en zijn ex-vrouw nog te verrekenen vorderingen open stonden. Daarmee is verweerder pas later bekend geworden via de door hem ingeschakelde deurwaarder, die weigerde te executeren omdat partijen over en weer nog te verrekenen vorderingen hadden. Ongegrond.