Rechtspraak
Schending kernwaarde onafhankelijkheid. Gebleken is, dat verweerder te weinig onafhankelijk was van zijn cliënte om haar op objectieve wijze bij te staan. Het gebrek aan onafhankelijkheid van verweerder komt tot uitdrukking in de wijze waarop hij zijn zorgen over de gang van zaken in de VVE naar voren bracht en waarbij hij bestuurders en andere leden van de VVE en een deskundige beschuldigde van ernstige (strafbare) feiten. Als gevolg van de vermenging van rollen was voor klagers op enig moment niet meer duidelijk met wie zij te maken hadden: de buurman, de echtgenoot van hun medelid van de VvE of haar advocaat. Verweerder werkte dat in de hand, door klagers of anderen op willekeurige momenten te confronteren met zijn beschuldigingen. Doordat zijn hoedanigheid van advocaat steeds door zijn hoedanigheid van de medebewoner heen schemerde, ook wanneer hij wellicht beoogde als privépersoon op te treden, kunnen zijn uitlatingen steeds met zijn beroepsuitoefening in verband en daarmee onder het bereik van het tuchtrecht kan worden gebracht.
Er is geen sprake van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Opgelegde maatregel: schorsing van 8 weken.