Rechtspraak
Het beroep van klager richt zich op de door de raad ongegrond verklaarde klachtonderdelen b), c) en d) en de hoogte van de opgelegde maatregel. Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Klager verwijt verweerder bij klachtonderdeel c) dat verweerder niet wist dat Wob-verzoeken bij de bestuursrechter moesten worden ingediend. Verweerder heeft op de zitting bij het hof toegelicht hoe de Wob-kwestie bij de civiele rechter terecht is gekomen. Klager heeft deze gang van zaken niet (gemotiveerd) weersproken. Dat verweerder heeft nagelaten om een schriftelijke bevestiging hiervan te sturen is in de omstandigheden van het onderhavige geval en gelet op hetgeen over en weer is gesteld, evenwel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, temeer daar klager niets meer te verliezen had door het indienen van die nevenvordering. De slotsom is dat het beroep van klager niet slaagt, hij niet ontvankelijk is zijn beroep tegen de hoogte van de maatregel en dat de beslissing van de raad zal worden bekrachtigd.