Rechtspraak
Dekenbezwaren tegen advocaat-eigenaar en tegen een advocaat-werknemer van dat kantoor. Naar het oordeel van de raad is het verdienmodel van het kantoor van verweerders, waarbij toevoegingen efficiënt en gestroomlijnd worden aangevraagd en cliënten voortvarend worden bijgestaan zodat hun werkzaamheden in die toevoegingszaken voldoende rendabel zijn, op zich toelaatbaar. Het gaat de raad daarbij om de uitvoering van die werkwijze door verweerders, die daarin ieder een eigen verantwoordelijkheid hebben.
De raad is op grond van de door de raad vastgestelde door verweerders gehanteerde werkwijze van oordeel dat zij niet het belang van hun cliënt voorop stelden maar het belang om zoveel mogelijk zaken en toevoegingen binnen te halen, waarmee alleen het kantoorbelang was gediend. Het najagen van hun eigen verdienmodel oordeelt de raad extra verwijtbaar omdat verweerders zeer kwetsbare en afhankelijke cliënten in hun bijstandszaken op de tuchtrechtelijk ontoelaatbare manier bijstonden, terwijl juist die cliënten extra zorg van hun advocaat nodig hadden. Beide verweerders hebben met hun handelen het aanzien in de advocatuur geschaad. Zij hebben naar het oordeel van de raad in strijd gehandeld met de kernwaarde integriteit (artikel 10a Aw), met artikel 46 Aw door niet te handelen als een behoorlijk advocaat betaamt door niet het cliëntbelang voorop te stellen (gedragsregel 2) en hebben in strijd met bepalingen uit de Voda gehandeld. De eigenaar van het kantoor wordt tuchtrechtelijk ook verweten dat hij een ontoelaatbaar verdienmodel op zijn kantoor heeft geïmplementeerd en dat zelf ook heeft uitgevoerd. De werknemer-advocaat wordt tuchtrechtelijk verweten dat hij als advocaat/werknemer met een eigen verantwoordelijkheid geen medewerking had mogen verlenen aan de ontoelaatbare werkwijze op zijn kantoor. Hoewel dus met een iets andere achtergrond verklaart de raad dan ook de dekenbezwaren tegen beide verweerders gegrond. De raad legt, gezien specifiek aan de kantooreigenaar toe te rekenen omstandigheden, aan hem een voorwaardelijke schorsing op en aan de advocaat-werknemer een berisping.