Naar boven ↑

Rechtspraak

De deken is ontvankelijk in zijn dekenbezwaar. Verweerder is tussentijds voldoende door de deken op de hoogte gehouden van de over verweerder ontvangen signalen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder zich onvoldoende gelegen laten liggen aan zijn tijdelijke schorsing door in strijd met een aantal beleidsregels bij schorsing te handelen. Daarmee heeft verweerder in strijd gehandeld met de kernwaarde integriteit ex artikel 10a Advocatenwet en met artikel 46 Advocatenwet door niet te handelen als een behoorlijk advocaat betaamt. Daarnaast heeft de kwaliteit van de door verweerder verrichte werkzaamheden niet voldaan aan de daarvan te verwachten eisen. De daarover ontvangen ernstige signalen van de rechtbank zijn onvoldoende door verweerder weersproken. Daarmee heeft verweerder de kernwaarde deskundigheid ex artikel 10a Advocatenwet geschonden en in strijd met artikel 46 Advocatenwet zijn cliënten niet voorzien van gedegen juridische bijstand. Tegen het derde dekenbezwaar, toegespitst op de slechte bereikbaarheid van verweerder, heeft verweerder gemotiveerd verweer gevoerd. De raad kan, ondanks andere signalen daarover, uit de mogelijke slechte bereikbaarheid van verweerder niet afleiden dat de gehele praktijkvoering van verweerder ondermaats is geweest. Verweerder heeft niet alleen twee kernwaarden geschonden, hij heeft ook een tuchtrechtelijk verleden met 17 gegronde klachten, waaronder 4 schorsingen. De raad is niet gebleken van enig zelfinzicht bij verweerder in het laakbare van zijn handelen. Daarnaast heeft verweerder zich tijdens de zitting op onprofessionele wijze gedragen met zijn onbetamelijke en een advocaat onwaardige uitlatingen over de deken en opstelling richting de raad. De raad legt daarom aan verweerder, die zich net voor de zitting als advocaat had uitgeschreven, een schrapping op.