Rechtspraak
Klacht tegen eigen advocaat in een familiezaak. Klager verwijt verweerder onder mee dat hij zijn zoon bij de zaak heeft betrokken. Op grond van gedragsregel 5 dient een advocaat voor ogen te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces. Gelet op de gecompliceerdheid van de zaak en de diverse procedures die al waren gevoerd is alleszins begrijpelijk dat verweerder het in het belang van klager oordeelde en derhalve tot zijn taak rekende om de mogelijkheid van een minnelijke regeling te beproeven. Uiteraard diende verweerder dit te doen in overleg met klager. Wat dat betreft is het wat ongelukkig dat de eerste pogingen tot het beproeven van een schikking middels de inzet van de zoon van partijen kennelijk vooraf is gegaan aan het overleg hierover met klager. Anderzijds leert de ervaring dat dit soort initiatieven het beste van start gaan middels een eerste voorzichtig aftasten van de mogelijkheden bij de advocaat van de wederpartij in een informele sfeer die vaak in wandelgangen tot stand komt. Klacht ongegrond.