Rechtspraak
Klager klaagt over de dienstverlening aan hem door verweerder en zijn kantoorgenote. Hij verwijt verweerder onder meer niet voortvarend te zijn opgetreden. Een zaak van klager heeft verweerder op 19 juli 2017 in behandeling genomen. Op 11 juli 2018 heeft verweerder klager in deze zaak schriftelijk geadviseerd. In een andere zaak, die verweerder eveneens op 19 juli 2017 voor klager in behandeling heeft genomen, is pas eind 2019 een procedure aangespannen. De raad is van oordeel dat in de twee genoemde zaken door verweerder niet voldoende voortvarend is opgetreden. Het tijdsverloop tussen het in behandeling nemen van deze zaken en het moment dat er daadwerkelijk iets in deze zaken is gebeurd, is veel te lang. De overige, vele klachten van klager zijn naar het oordeel van de raad ongegrond zoals bijvoorbeeld het verwijt dat verweerder wellicht ten onrechte zaken als kansloos heeft beoordeeld omdat die beoordeling in beginsel tot de vrijheid van de advocaat behoort. Als hij van oordeel is dat een zaak te weinig kans van slagen heeft, dient hij een dergelijke zaak niet aan te nemen. De klacht dat verweerder de brief die door zijn kantoor in de interne klachtenprocedure is opgesteld, niet aan klager heeft verzonden, is niet onderbouwd en daarom ongegrond. Dit geldt ook voor het verwijt dat verweerder niet aan klager wenst mee te delen of hij diens aansprakelijkstelling heeft doorgezonden aan zijn verzekeraar. Het staat verweerder vrij om met klagers aansprakelijkheidsstelling te doen wat hij wil. De raad legt de maatregel van een waarschuwing op.