Rechtspraak
Beklag ex art. 5 Advocatenwet tegen de beslissing van de raad van de orde om het verzoek tot inschrijving van het tableau niet in behandeling te nemen. De raad van de orde heeft het inschrijvingsverzoek mogen weigeren in behandeling te nemen, maar om een andere reden dan in het bestreden besluit van de raad van de orde is vermeld (inhoudende dat klager niet kantoor gaat houden bij de beoogd patroon). Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak is gebleken dat de raad van de orde het verzoek tot goedkeuring van de stage en de beoogd patroon als bedoeld in artikel 3.5 Voda heeft afgewezen en dat klager niet binnen de termijn administratief beroep bij de algemene raad heeft ingediend, zodat deze beslissing onherroepelijk is. Artikel 9b Advocatenwet bepaalt dat elke advocaat verplicht is gedurende de eerste drie jaar waarin hij als zodanig is ingeschreven als stagiaire de praktijk uit oefenen onder begeleiding van een patroon. Klager beschikt nu niet over een (goedgekeurde) patroon, zodat niet aan deze wettelijke verplichting wordt voldaan. Daarmee is sprake van een gegronde vrees, zoals bedoeld in artikel 4 lid 1, onder b, waarop een verzoek tot inschrijving als advocaat geweigerd behoort te worden. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard. Een en ander laat onverlet dat de aanloop naar het bestreden besluit ongelukkig is verlopen. Het hof geeft klager en de raad van de orde in overweging opnieuw met elkaar in overleg te treden.