Naar boven ↑

Rechtspraak

Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door - zonder instemming van de advocaat van klager of overleg met de deken - een confraternele brief in het geding te brengen.
Ingevolge Gedragsregel 12 (oud) mag op mededelingen van de ene advocaat aan de ander in rechte geen beroep worden gedaan zonder voorafgaand overleg met de betrokken advocaat. Ingevolge Gedragsregel 26 (nieuw) moet een advocaat die een vertrouwelijke mededeling aan een andere advocaat wenst te doen, dit vooraf duidelijk kenbaar te maken. De overgangsregel bij de inwerkingtreding van Gedragsregel 26 (nieuw) luidt dat communicatie die tot inwerkingtreding van de nieuwe Gedragsregel plaatsvond, vertrouwelijk blijft.
De raad stelt vast dat de overgelegde brief is gedateerd op 20 september 2017. Op dat moment was de oude gedragsregel nog van kracht. De brief is op 25 juni 2019 door verweerder in het geding gebracht. Op dat moment waren de nieuwe Gedragsregels 2018 van kracht. Het overgangsrecht bij Gedragsregel 26 is in het onderhavige geval van toepassing. Dat betekent dat verweerder naar het oordeel van de raad met zijn handelen naar de letter in strijd met de gedragsregel heeft gehandeld.   
De raad acht bij de beoordeling van deze klacht echter van belang dat verweerder - direct - gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de wederpartij om de brief in te trekken. Voorts is van belang dat de inhoud van de brief verder geen rol heeft gespeeld in de procedure en dat verweerder aan de advocaat van de wederpartij zijn excuses heeft aangeboden.
Gelet op de genoemde omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder in de onderhavige zaak weliswaar in strijd met de letter van de gedragsregels heeft gehandeld maar niet in strijd met de geest daarvan. De raad is van oordeel dat verweerder dan ook niet onbetamelijk heeft gehandeld zoals bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en dat zijn handelen daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De raad verklaart deze klacht daarom ongegrond.