Naar boven ↑

Rechtspraak

Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Het moge zo zijn dat klager de inhoud van verweerders brieven als onaangenaam heeft ervaren, maar dat betekent nog niet dat de inhoud en toonzetting van verweerders brieven onnodig grievend waren. De raad is van oordeel dat de brieven in zakelijke bewoordingen zijn geformuleerd en van onnodig grievende uitlatingen geen sprake is. Dat verweerder de totstandkoming van een minnelijke regeling door zijn opstelling onmogelijk heeft gemaakt is geenszins uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht gebleken. Klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond. Klager heeft gesteld dat het verweerder niet vrijstaat om op te treden voor A omdat verweerder in het verleden als advocaat voor klager heeft opgetreden, Vast staat dat verweerder klager niet heeft bijgestaan in dezelfde zaak als waarin hij thans optreedt voor A en dat van enig verband tussen de twee zaken geen sprake is. Klager noch diens advocaat hebben, ook niet desgevraagd ter zitting, onderbouwd dat verweerder beschikt over van klager verkregen vertrouwelijke informatie die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling van de zaak klager en daarvan is uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht ook niet gebleken. Klagers advocaat heeft tot slot ter zitting van de raad desgevraagd verklaard dat de in gedragsregel 15 bedoelde “redelijke bezwaren” eruit bestaan dat verweerder zich jegens klager op ongepaste wijze heeft opgesteld in zijn bijstand aan A. De bezwaren van klager zien aldus kennelijk op de wijze waarop verweerder is opgetreden, terwijl de in gedragsregel 15 genoemde redelijke bezwaren zien op het feit dat de advocaat voor de wederpartij gaat optreden. De raad is van oordeel dat bij gebreke van deugdelijke onderbouwing, die niet is gegeven, niet kan worden vast gesteld dat sprake is van redelijke bezwaren als bedoeld in gedragsregel 15. De raad komt tot de slotsom dat van handelen in strijd met gedragsregel 15 niet is gebleken. Ook klachtonderdeel 3 is derhalve ongegrond.