Naar boven ↑

Rechtspraak

Dekenbezwaar gegrond. Door na te laten (tijdig) op de verzoeken van de deken te reageren, heeft verweerster Gedragsregel 29 geschonden en daarmee de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Daarnaast heeft zij jegens een cliënte een beroepsfout gemaakt waarover zij gedurende lange tijd tegenover haar cliënte heeft gelogen. Bovendien heeft verweerster nagelaten direct melding te maken van haar beroepsfout bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Het optreden van verweerster in deze klachtprocedure getuigt niet van verbetering in haar gedrag. Ook acht de raad het zorgelijk dat verweerster nog geen treffende maatregelen heeft genomen om haar praktijkvoering te verbeteren. De raad is van oordeel dat verweerster zeer laakbaar gedrag heeft vertoond en daarmee het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft beschaamd. Schending van de kernwaarden deskundigheid en integriteit. De raad acht de maatregel van schorsing voor de duur van 13 weken, waarvan 2 weken onvoorwaardelijk, passend. De raad ziet aanleiding om aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de schorsing een bijzondere voorwaarde van een door de deken te bepalen begeleidingstraject (op de zitting pseudo-patronaat genoemd) te verbinden, zoals door de deken voorgesteld.