Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht tegen advocaat van de wederpartij. De klacht is deels van kennelijk onvoldoende gewicht: Verweerder heeft erkend dat hij de reeds eerder bij memorie van grieven geponeerde stelling over het aantal panden niet in de daarna ingediende conclusie had mogen herhalen, omdat klaagster intussen een uittreksel uit het register van het Kadaster had overgelegd waaruit de onjuistheid van die stelling bleek. De voorzitter overweegt dat niet iedere fout tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert. In dit geval heeft verweerder, zo blijkt uit de overgelegde stukken, namens zijn cliënte het standpunt willen onderbouwen dat klaagster een professionele vastgoedbelegger is die vele objecten in eigendom heeft. Nu tevens uit de stukken blijkt dat klaagster in rechte heeft erkend dat zij bedrijfsmatig vastgoed exploiteert, in welk verband zij meerdere panden in eigendom heeft, is het debat over het exacte aantal panden naar het oordeel van de voorzitter van een dermate ondergeschikt belang dat het feit dat verweerder een onjuist aantal panden heeft genoemd van kennelijk onvoldoende gewicht is om hem een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht is voor het overige kennelijk ongegrond.