Naar boven ↑

Rechtspraak

Behandeld in Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates 2021-12

In deze zaak bespreekt het hof allereerst het verzoek tot intrekking van het hoger beroep van verweerder, die hij daags voor de uitspraakdatum heeft gedaan. Het hof overweegt dat het tuchtrecht een partijbelangen overstijgend doel dient, namelijk het bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Het hof zal daarom bij de intrekking van een beroep beoordelen of in het concrete geval een zwaarwegend belang vergt dat de zaak wordt voortgezet ondanks de intrekking (vgl de regeling rondom de intrekking van een klacht ex art. 47a advw). In deze zaak overweegt het hof dat hij de kernwaarden toetst en in zoverre de betamelijkheid van het handelen in algemene zin wordt beoordeeld. Deze uitspraak draagt dan ook bij aan de bewaking van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Het belang van verweerder bij intrekking van het beroep - het inmiddels verkregen inzicht in zijn handelen - is daaraan ondergeschikt. Mede gezien het feit dat verweerder als advocaat geacht wordt tijdig zijn procespositie te bepalen, is aan het intrekkingsverzoek voorbijgegaan.

Klacht van een advocaat over een advocaat inzake belangenverstrengeling. Het hof neemt aan dat tussen verweerder en klager een advocaat – cliënt relatie heeft bestaan. Gelet op de eerdere advocaat – cliënt-relatie tussen verweerder en klager, de vriendschappelijke verhoudingen, de door klager ervaren aanvankelijk bemiddelende rol van verweerder in het gerezen geschil en de waarschuwing die klager aan verweerder heeft gegeven als verweerder als advocaat tegen hem zou optreden, had verweerder moeten begrijpen dat er redelijke bezwaren aanwezig waren die een voormalig cliënt kan aanvoeren tegen de vertegenwoordiging verweerder voor een wederpartij. Het hof verzwaart de maatregel naar een berisping, omdat sprake is van laakbaar handelen en verweerder onvoldoende inzicht toont in het belang van de kernwaarden, in het bijzonder partijdigheid. Bekrachtiging. Gegrond. Berisping.