Naar boven ↑

Rechtspraak

Tussen klager en zijn twee broers (J en P) is een geschil ontstaan over het testament van hun vader. Hierover zijn diverse procedures gevoerd. De raad stelt vast dat verweerder klager in de eerste procedure als advocaat heeft bijgestaan. In een latere procedure stond verweerder alleen broer J bij die door P was gedagvaard. In laatstgenoemde procedure heeft P in reconventie klager als partij opgeroepen. Klager is daarin verschenen en werd bijgestaan door advocaat B. Uit de verklaringen ter zitting is de raad gebleken dat klager en J in die procedure inhoudelijk lijnrecht tegenover elkaar stonden. Nu verweerder zelf ook heeft verklaard dat de belangen van zijn cliënt en klager, zijn oud-cliënt, in die laatste procedure niet (geheel) parallel liepen, had verweerder zich naar het oordeel van de raad uit die procedure moet terugtrekken. Door dat niet te doen, heeft verweerder in strijd gehandeld met gedragsregel 15. In zoverre is de klacht gegrond. Het verwijt dat verweerder ook vertrouwelijke informatie van klager heeft gebruikt, kan de raad niet vaststellen. De overige klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk op grond van art. 46g lid 1 sub a Advocatenwet. Waarschuwing.